radermachers italiaanse bron
190
„Moge een geleerde er zich toe zetten
om alle wetenschappelijke werken die in
de geleerdentalen zijn gesteld te verta
len in de volkstaal", verzucht Pompo-
nazzi tot ontsteltenis van zijn Grieksete-
genspeler die eerst meent dat de aristo-
telicus zich enige scherts veroorlooft
„misschien krijgen we dan betere we
tenschappers dan de huidige". Maar de
Griekse humanist staat nog maar aan
het begin van de aanslagen op zijn hei
ligste overtuigingen. „Ik ben ervan over
tuigd", zegt Pomponazzi, „dat twintig
jaar uitsluitend Grieks en Latijn leren om
daarin een optimale spreek-en schrijf
vaardigheid te ontwikkelen, ten koste
gaat van de ontwikkeling van de echte
wetenschap, namelijk: de filosofie. Im
mers, na twintig jaar eenzijdige training
van de taalvaardigheid is ook de kracht
en de behendigheid van de jeugd ver
dwenen en zijn de jongeren niet meer in
staat om over het wezen van de dingen
na te denken. Alle talen of het nu om
Arabisch, Indisch, Latijn of Grieks gaat,
zijn van dezelfde waarde. Ze zijn doorde
mensen voor een bepaald doel welover
wogen („con un iudicio") gemaakt, daar
om wil ik niet dat jullie erover praten als
of talen vanzelf door de natuur zijn
voortgebracht. Talen zijn gemaakt en
beregeld door menselijk ingrijpen en in
zicht; ze zijn niet geplant of gezaaid. Niet
alleen Grieken en Romeinen, maar ook
Fransen en Engelsen kunnen zich met fi
losofie bezighouden, zonder dat ze
daarom hun land en cultuur moeten op
geven. Om die reden ook moet men die
taal hanteren die men het makkelijkst
vindt, want er is geen taal ter wereld die
uit zichzelf de beste is om onze gedach
ten weer te geven. Wat de beste taal is, is
een zaak van de menselijke vrije wil. Om
dat het gebruikelijk is over filosofie in
het Grieks en het Latijn te schrijven,
denkt men nu dat het niet anders kan.
Dientengevolge spreekt en schrijft men
in de volkstaal slechts over laag bij de
grondse en alledaagse onderwerpen.
Deze misvatting is weliswaar aan velen
bekend, maar niemand waagt het hier
iets aan te doen. Toch is wellicht de tijd
niet ver meer, meent Pomponazzi, dat
een verdienstelijk man, die zowel moe
dig als schrander is, de hand aan het
werk slaat om het volk een dienst te be
wijzen, zonder acht te slaan op de haat
en de nijd van de geletterden, een man
die uit de andere talen in de onze zal
overbrengen: „Ie gioje e i frutti delle
scienzie" (de vreugden en de vruchten
der wetenschappen) die wij op dit ogen
blik nog onvoldoende smaken en ken
nen. Verder betuigt Pomponazzi nog zijn
afkeer van die geleerden die Aristoteles
bestuderen, niet om wat hij te vertellen
heeft, maar uit louter filologische over
wegingen. Dergelijke lieden zijn volledig
gespeend van waarachtig wetenschap
pelijk inzicht, meent hij, en natuurlijk
zien zij het als verloren moeite om het
werk van de Griekse filosofen in de
volkstaal te vertalen. Tenslotte spreekt
hij nog eens de hoop uit dat na hem
mensen zullen komen die geleerder zul
len zijn en tevens minder tuk op
internationale bekendheid dan de huidi
ge geleerden. Hij hoopt op mensen die
zullen proberen roem te verwerven in
hun eigen vaderland. Want indien toe
komstige filosofen hun wetenschap in
de volkstaal bedrijven, blijven weten
schappelijk inzicht en liefde voor de we
tenschap voorbehouden aan de waar
achtige liefhebbers en geleerden die de
ze wetenschap niet uit de talen hebben
gepuurd, maar uit de geesten der men
sen."
In hoeverre vinden we nu Raderma
chers gedachtengang hierin terug?
Ook Radermacher legt in zijn betoog
over de noodzaak en het nut van een Ne
derlandse grammatica de nadruk op ver
standelijke overwegingen en op de prak
tijk, maar in tegenstelling tot Pompo
nazzi meent hij dat de regels in de
taal „van natueren ingeboren sijn ende
dat se met experiëncie van elkeneene
beseft ende gevonden worden, ook son-
der spreken of schrijven". Het is dan
ook niet in de eerste helft van Raderma
chers betoog, waarin hij handelt over
het nut van een Nederlandse grammati
ca, dat we Pomponazzi's ideeën terug
vinden, maar in de tweede helft waarin
hij handelt over het nut van Nederlandse
vertalingen. Wanneer Radermacher het
heeft over „De goede geesten" die „hun
also aen andere cierlijke spraaken ver-
leckeren" beginnen we in Pomponazzi's
buurt te komen. Radermachers klachten
bestrijken evenwel niet het ontbreken
van Nederlandse vertalingen, maar de
matige kwaliteit van die vertalingen die
alles te maken heeft met de even matige
capaciteiten van de vertalers die immers
niet uit de geleerdenstand voortkomen,
want de geleerden besteden al hun jd
aan hun internationale bekendheid. )it
alles is ten nadele van de gewone m n,
vervolgt Radermacher en komt steeds
dichter bij Pomponazzi. Niet als de ver
taler naar wiens komst - als was het de
Messias - zo vurig door de Italiaanse
aristotelicus wordt uitgezien, presen
teert Radermacher zich tenslotte, m ar
als de man die het instrument voor v: r-
talers, namelijk: een spraakkunst zal m a-
ken. Zijn grammatica is niet voor de ge
leerden bestemd, die kunnen er makke
lijk zonder, maar voor de eenvoudige I
den die er niet aan toe komen vreem e
talen te leren „opdat sij eenighen sma ;k
moghen hebben, ende mede eeni e
krummelkens oplecken van de soe
cheyt die voor hun opghesloten en'e
den hoochgeleerden alleene open i
Radermachers „soeticheyt" van e
wetenschap is, maar dat zal u inmiddels
ook zijn opgevallen, regelrecht ontleei d
aan Pomponazzi's „Ie gioje e i frutti delie
scienzie".
Er zouden veel meer voorbeelden te g -
ven zijn van directe ontleningen aan de
Dialogo van Speroni, maar ik heb een
keuze moeten maken en een ontlening
uitgezocht die niet alleen vrij duidelijk
maar die tevens - gelet op de versch
lende context in origineel en bewerking
- een indruk geeft van de subtiliteit en
zelfstandigheid waarmee Radermach r
te werk is gegaan. Nu de uitgave is ve -
schenen, heeft u in elk geval de moge
lijkheid zowel Radermachers subtiliteit
als de waarheid van mijn bevindingen
voor uzelf na te gaan. „U heeft nu de m -
gelijkheid de weg in te slaan die u het
aangenaamst lijkt" luidt het hoffelijke
slotwoord van de „Cortegiano" bij Spe
roni, „wat mij betreft" vervolgt deze ho
veling en bij deze woorden sluit ik n ij
gaarne aan „ik ga verder mijns weeg: