ZEEUWS TIJDSCHRIFT
JAARGANG 35
nummer 5 -1985
STEDEN, REGIONALE ONTWIKKELINGEN EN BELEID;
EEN BESCHOUWING TOEGESPITST OP DE PROVINCIE
ZEELAND EN DE GEMEENTE MIDDELBURG*
Drs. L. van den Berg
Het is mij een groot genoegen om ter gelegenheid van het afscheid van burgemeester
Wo/ters een korte beschouwing te wijden aan regionaal onderzoek en beleid, en wei in
concreto over de relatie tussen steden, regionale ontwikkeling en beleid, toegespitst op
de provincie Zeeland en de gemeente Middelburg. In de eerste plaats zal ik in algemene
zin ingaan op de relatie tussen stedelijke en regionale ontwikkeling.
Steden en regionale ontwikkelingen
In de traditionele regionale- en stedelij
ke economische literatuur worden ste
den gezien als belangrijke groeipolen
voor de regionale ontwikkeling. In be
paalde fasen van de stedelijke en regio
nale ontwikkeling is dit veelal ook het
geval. Het betreft hier een ontwikke
lingsfase waarin bepaalde regio's zich
transformeren tot industriële gebieden.
De vestiging van industrieën leidt tot een
sterke toename van het aantal arbeids
plaatsen in de betreffende veelal stede
lijke vestigingsplaatsen. Deze stedelijke
centra oefenen als gevolg daarvan zuig
kracht uit op arbeidskrachten in het om
ringende landelijke gebied. Hierdoor
neemt de bevolking van deze steden toe.
Door deze bevolkingsgroei worden deze
steden ook een aantrekkelijke vesti
gingsplaats voor allerlei voorzieningen,
zoals winkels, theaters, openbaar ver
voer etc. In deze ontwikkelingsfase leidt
de stedelijke groei aldus eveneens tot
een groei van het regionaal inkomen.
Steden fungeren dan inderdaad als mo
tor voor de regionaal economische ont
wikkeling. Uit recent op de Erasmus Uni
versiteit en ook elders verricht onder
zoek blijkt echter dat de stedelijke motor
na verloop van tijd haperingen kan gaan
vertonen, indien niet tijdig de noodzake
lijke onderhoudswerkzaamheden wor
den verricht en vervangingen plaatsvin-
Rede uitgesproken ter gelegenheid van het af
scheid van drs. P. A. Wolters, burgemeestervan Mid
delburg, op donderdag 29 augustus 1 985.
den. In de praktijk blijkt dat het hieraan
nog al eens schort. Vooral in de grote
steden in de traditionele industrielanden
worden de gevolgen hiervan steeds dui
delijker. Tot de periode 1960-1976
werd de ontwikkeling van de grote ag
glomeraties in de Verenigde Staten en
Europa gekenmerkt door voortdurende
groei van de bevolking, werkgelegen
heid en voorzieningen, terwijl in deze
stedelijke gebieden ook de hoogste in
komens werden verdiend. Deze positie
ve trend is omgeslagen in een neer
waartse beweging.
Reeds lang echter voordat de neergang
zich op het ruimtelijk schaalniveau van
stedelijke agglomeraties openbaarde
werden de centrale steden van deze ag
glomeraties al geconfronteerd met be
volkingsdaling. Dit werd door de verant
woordelijke autoriteiten vooralsnog niet
als een probleem ervaren omdat de be
volkingsdaling van de centrale stad
ruimschoots werd gecompenseerd door
de groei van de bevolking in de randge
meenten van deze agglomeratie, terwijl
ook de werkgelegenheid in de city zich
nog voorspoedig ontwikkelde. Dit wordt
echter anders als de bevolkingsdaling
zich over een steeds groter oppervlak
van de stedelijke regio gaat uitstrekken
en uiteindelijk een omvang aanneemt
die groter is dan de bevolkingsgroei in
de resterende delen van de agglomera
tie. Uit verricht onderzoek blijkt dat de
bevolkingsdaling van een stedelijke re
gio gepaard gaat met een daling van de
werkgelegenheid, het stedelijk inkomen
en het stedelijk voorzieningenniveau.
Steden die zich in deze ontwikkelingsfa
se bevinden fungeren nu als het ware als
een negatieve groeipool. Ten gevolge
hiervan daalt ook het relatieve welzijns-
niveau van de regio waarbinnen deze
negatieve groeipool zich bevindt: de
rijkste en welvarendste regio's dreigen
zo hun vooraanstaande positie te verlie
zen. Binnen Nederland vallen de hier be
schreven interdependenties tussen de
stedelijke en regionale dynamiek heel
duidelijk waar te nemen. Zoals bekend
wordt de traditionele motor van de ne-
derlandse economie, namelijk de Rand
stad tegenwoordig ook door de nationa
le overheid als één van de belangrijkste
probleemregio's van Nederland be
schouwd. De keerzijde van de zojuist
aangeduide dynamiek in de regionale
ontwikkeling is dat de oorspronkelijke
probleemregio's het perspectief krijgen
zich te ontwikkelen tot relatief welva
rende regio's. Omdat van oudsher peri
fere regio's veelal de belangrijkste pro
bleemregio's vormen is dit laatste vooral
voor deze regio's een belangrijke con
statering. De snelheid waarmede deze
regio's zich inderdaad kunnen ontwik
kelen van een relatief achtergebleven tot
een relatief welvarend gebied wordt
voornamelijk bepaald door de ontwikke
ling van de relatieve concurrentiepositie
van dergelijke regio's. In dit verband
speelt de kwaliteit van het stedelijk leef-
en vestigingsmilieu in de betreffende re
gio een belangrijke rol.
Uit het door ons verrichtte onderzoek
blijkt nu dat de hier beschreven proces
sen van stedelijke neergang zich tot op
heden in de meeste perifere regio's nog
niet voordoen. De agglomeraties in deze
regio's zijn relatief klein en bevinden