in het voetspoor der cisterciënzers 204 De kapel van de uithof te Zande (thans Herv. kerk Kloosterzande met recht gesloten koor). les overgenomen. De afstand tot de ten zuiden van Kamerijk (Cambrai) gelegen abdij was kennelijk te groot om zich met de herwinning van het overstroomde land bezig te houden. De abt van Vaucelles en die van Villers, ten zuiden van Brussel, deden in 1226 een arbitrale uitspraak om een grens tussen de uithoven Grouw en Lams- waarde vastte stellen. Twee jaar later re gelden Ter Duinen en Ter Doest hun on derlinge betrekkingen. Cambron en Ter Doest kregen conflicten over gronden die verworven waren op eikaars terri toor. Een regeling hierover werd in 1 232 afgesproken: de percelen moesten aan elkaar worden verkocht en de grondprij zen werden vastgesteld al naar gelang het bedijkte, onbedijkte of moergrond betrof. Telkens blijkt ook het belang van de tiendrechten. Zowel Ter Duinen als Ter Doest krijgen in 1233 het dijkrecht in handen hetgeen de justitiële rechten op hun bezittingen inhield. Het is duidelijk dat hierdoor het aanzien en de macht van de Cisterciën zers aanzienlijk werden verhoogd. Het betekende tevens een afwijken van de oude regel van Cïteaux die heerlijke rechten afwees. Onrust en gewelddaden De kroniek van de Duinenabdij van A. de But vermeldt dat op last van abt Theode- rik (1258-1265) de drie uithoven van deze abdij: Zande, Noordhof en Fran- kendijk met muren en grachten omringd werden. Men wilde zich te weer stellen tegen brandstichtingen die grote schade hadden toegebracht in Frankendijk. In de jaren twintig en dertig van de 1 3e eeuw waren Noordhof (ten noorden van Kloosterzande) en Frankendijk (tegen Saaftinge gelegen) gesticht. Men vraagt zich af of de gewelddaden na het mid den van de 1 3e eeuw ietste maken heb ben met de bouw van de tegenwoordige Hervormde kerk van Kloosterzande, de vroegere kapel van de uithof te Zande. Gaat het hier om vernieuwing van de ka pel die al in 1206 functioneerde zoals Gottschalk vermeldt? Het Kunstreisboek voor Nederland beschrijft het kerkje als een goed voorbeeld van de cisterciënzi- sche bouwwijze met zijn van grote mop pen opgetrokken koor met een karakte ristieke rechte afsluiting. Het koor wordt gedateerd midden 1 3e eeuw. In volgen de eeuwen horen wij niet anders dan over oorlogen en geruchten van oorlo gen die dit gebied hebben getroffen, vooral tussen 1 570 en 1 600. Het toen verwoeste kerkje werd met de ingang van het Twaalfjarig Bestand in 1 609 en later herbouwd. Aan het eind van de Tachtigjarige oorlog kwam het gebouw in hervormde handen en werd gerestau reerd in de jaren twintig van deze eeuw. Onrust brachten ook de verschillende stormvloeden die dit gebied nog in de 13e eeuw te verwerken kreeg. Vooral die van 1288 was voor het Hulsteram bacht rampzalig. Ter Duinen kreeg ook haardeel hiervante verwerken. Het dorp Ossenisse ging in de golven ten onder, maar ook Hengstdijk en Hontenisse kre gen het zwaarte verduren. De abdij deed een beroep op het grafelijke hof om zo spoedig mogelijk in te grijpen, Ter Dui nen dreigde namelijk meer dan 2600 ha land te verliezen. Al in 1245 beschikte Ter Duinen in Hulsterambacht over niet minder dan 2490 ha bedijkt en 1 067 ha onbedijkt land. Na 1 288 krijgt de abdij de leiding bij de herdijking van het noor den van het ambacht Hulst. Omdat grondbezitters, o.a. de abdij Drongen, hun gronden hadden afgestoten, ver meerderde het bezit van Ter Duinen met 504 ha. Wanneer men het verhaal bij Gottschalk leest, ontkomt men niet aan de indruk dat de herdijking van Ossenisse, vanuit het hof te Zande, gepaard ging met een veel te hoge omslag ter bestrijding van de kosten van inpoldering. Onvrede en daarmee onrust en gewelddaden waren het gevolg, tot zelfs een oproer toe. „Men had zich meester gemaakt van sommige landerijen, een hengst en mer rie gestolen en verkocht, tarwe, gerst, haver, bonen etc. van het land wegge haald en verkocht, een met tarwe gela den wagen, bespannen met twee mer ries was ontvoerd; er was schade aange richt aan een huis van Ter Duinen etc." Aldus Gottschalk. Hoewel Ter Duinen van blaam werd gezuiverd, rijst het ver moeden dat de abdij te rigoureus was opgetreden. Diefstal van veldvruchten wijst vaak op grote armoede van de be volking.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1985 | | pagina 6