vernuft en vlijt
15
tigd tot in 1840, toen men verhuisde
naar de St.-Pieterstraat.
In 1 790, kort na de dood van Van de Per-
re, liet de Tekenacademie overigens de
mogelijkheid (mede-)eigenaar van het
Musaeum Medioburgense te worden
onbenut. Toen Jacoba van den Brande
liet weten de schuld die nog op het ge
bouw rustte te willen kwijtschelden, rea
geerde de academie in tegenstelling tot
het Natuurkundig Gezelschap aarze
lend; men was bang voor eventuele
lasten die het bezit van het pand in de
toekomst met zich mee zou gaan bren
gen. Gevolg was dat Van de Perre's we
duwe het gebouw aan het Natuurkundig
Gezelschap in eigendom overgaf. De
academie bleef tot in 1840 een, zij het
lage, rente betalen bij wijze van huur.
De Tekenacademie in het begin van
de 1 9e eeuw
In 1 803 meldde Christiaan Herklots met
enige trots dat tot dat jaar in totaal zo'n
2000 leerlingen de academie hadden
bezocht en dat daarbij nog eens onge
veer 200 wezen er gratis onderwijs had
den genoten, hetgeen neerkwam op een
gemiddeld aantal van 87 leerlingen per
jaar21). De invloed van de school was
duidelijk te merken: de beeldende kun
sten, met name de portret- en de be
hangselschilderkunst, in Middelburg en
omgeving waren vooruitgegaan22). Op
vallend is het verschil met de rede van
Leendert Bomme, 25 jaar eerder uitge
sproken: ging hettoen nog in hoge mate
om de meerdere eer en glorie van God,
de „Opperkonstenaar", het samengaan
van de nuttige en de aangename aspec
ten van de kunstbeoefening lijkt begin
1 9e eeuw te moeten leiden tot roem in
„lagere" regionen: stad, land en koning.
De algehele situatie zag er voor de Te
kenacademie overigens niet zo roos
kleurig uit: in 1795 daalde het aantal
honoraire leden plotseling met een vijf
tigtal. Vele aanzienlijke personen had
den moeten vluchten voor het nieuwe
bewind en dat scheelde de kas dat jaar
90 rijksdaalders. Ook de twee Opper Di
recteuren van het eerste uur. Van Citters
en Van der Mandere, traden af. Er moes
ten bezuinigingen doorgevoerd worden:
's zomers zouden er geen oefeningen
naar gekleed model meer worden ge
houden en de „kamer naar het naakt mo
del" werd gesloten23). Bij het 25-jarig
bestaan was er geen geld voor zilveren
medailles voor de honoraire leden en
moest men volstaan met een door Jo
hannes Hubertus Reijgers24) vervaar
digd kunstig knipwerk waarin de namen
der honoraire leden waren vastge
legd 26).
Na 1 803 werd de toestand nog penibe
ler, omdat veel jonge mannen in het le
ger van Napoleon werden ingelijfd en er
een grote economische malaise heerste.
Er werden slechts magere resultaten be
reikt, hetgeen te wijten was aan de luste
loosheid van het geringe aantal overge
bleven leden en leerlingen. Tot 1820
werd er niet meer naar naakt model ge
tekend. In 1809 bezocht koning Lode-
wijk Napoleon de academie; hij schonk
f 3300,-, maar deze gift was ontoerei
kend. Er waren op dat moment nog maar
60 honoraire leden en 30 leerlingen26).
In 1813, op het dieptepunt, konden er
zelfs geen prijzen meer worden uitge
reikt.
Toen de oorlog voorbij was, bloeide de
academie weer op. Het aantal honoraire
leden nam snel toe en in 1817 bracht
koning Willem I een bezoek aan de
school. Als gevolg van het Koninklijk Be
sluit van 1 3 april 1817 werd de Middel
burgse Tekenacademie nader bevestigd
als onderdeel van de Tweede Klasse van
het Tekenonderwijs, dat wil zeggen: uit
gebreid onderwijs gevend in het tekenen
naar pleister en naakt model en in de
bouwkunde27). Het aantal der leerlingen
nam weer toe tot een jaarlijks honderd
tal. In 1819 werd de academie er weer
geheel bovenop geholpen door aanzien
lijke legaten van onder anderen oud
burgemeester Daniël Steven Schorer,
oud-gouverneur Jacob Hendrik Schorer
en oud-Opper Directeur E. J. van der
Mandere28). Namens de koning werden
in 1822 vier zilveren medailles als
hoogste prijzen uitgereikt. In dat jaar
werd ook voor het eerst een grote open
bare bezichtiging van kunstwerken ge
houden; een tweede tentoonstelling
vond plaats in 1 828 ter gelegenheid van
het 50-jarig bestaan. Beide keren waren
werken van oud-leerlingen, leerlingen,
oud-leraren en in functie zijnde mees
ters te zien. Van de tweede tentoonstel
ling is ondermeer in het Zeeuws Mu
seum een gedrukte catalogus bewaard
gebleven.
Het gratis onderwijs
Behalve wezen konden ook kinderen van
onvermogenden in aanmerking komen
voor gratistekenonderwijs. Het departe
ment Middelburg van de reeds in 1784
ten behoeve van de volksverheffing op
gerichte Maatschappij tot Nut van 't Al
gemeen speelde hierbij een belangrijke
rol. Door „het Nut" werd namelijk ieder
jaar een aantal jongens die de lessen niet
konden betalen aan het bestuur van de
Tekenacademie voor gratis onderwijs
voorgedragen. Daar stond financiële on
dersteuning van de academie door de
Maatschappij tegenover. Uit de, overi
gens lang niet complete, gegevens blijkt
dat het aantal leerlingen dat gratis on
derwijs genoot lange tijd schommelde
rond de dertig, op een totaal van circa
honderd.
In het Middelburgse Gemeentearchief
bevindt zich een zeer interessante lijst
van minvermogenden die het Nut in de
periode 1825-1844 benaderden met
het verzoek hen bij de academie voor te
dragen. De lijst bevat, behalve gegevens
als naam, geboorteplaats en -datum en
ouders, ook veel informatie over de so
ciale positie van de aanvragers. Als wil
lekeurig voorbeeld nemen we Leendert
Molhoek, geboren te Middelburg als
zoon van dagloner Cornelis Molhoek en
Elisabeth Gedderts. Hij bezocht de Arm
school en kwam daarna in deleer bij tim
merman Bourdrez; in 1 836 verzocht hij,
veertien jaar oud, plaatsing op de Teken
academie, welk verzoek werd ingewil
ligd. Hij tekende er tot en met 1 840-41
dat wil zeggen de volle vijf jaren die bij
resolutie van 1 835 als het maximum
voor het volgen van gratis onderwijs wa
ren vastgesteld. In de kolom „Ambacht
en by wien het zelve wordt geleert"
komen we de meest uiteenlopende be
roepen en bedrijfjestegen; af en toe her
kennen we de naam van een aan de aca
demie verbonden lesgevende meester,
die daarnaast kennelijk een schilders
bedrijf, een timmermanswerkplaats of
iets dergelijks dreef.
Het tekenonderwijs voor de am
bachtsman
Uit bovenvermelde lijst blijkt nog eens
hoe belangrijk de Tekenacademie was
voor de theoretische vorming van de
handwerksman. Het werd echter hoe