i
1
vernuft en vlijt
16
langer hoe duidelijker dat het tekenon
derwijs niet aansloot bij de praktijk van
het moderne ambacht. Daarom werd bij
Koninklijk Besluit van 1 O oktober 1 829
het voorschrift gegeven de tekenscho-
len zo in te richten dat ze voornamelijk
zouden gaan dienen voor de „nuttige
kunsten". De lessen moesten in overeen
stemming gebracht worden met de zich
steeds duidelijker aftekenende indus
triële en technische revolutie. Dit bete
kende dat men de eerste en tweede klas
sen voornamelijk ging onderwijzen in
lijntekenen, meetkundig tekenen, meet
kunde en perspectief. In de derde fase
kon de leerling dan verdergaan in de
bouwkunde, met bouwkundig of werk
tuigkundig tekenen, beschrijvende
meetkunde en constructieleer, óf kiezen
voor de „schone kunsten", met handte
kenen naar het menselijk lichaam (zowel
naar voorbeelden als naar het leven).
Uit de verslagen van Burgemeester en
Wethouders blijkt dat de Tekenacade
mie en de in 1839 opgerichte Middel
burgse Industrieschool samenwerkten:
alle leerlingen bezochten ook de In
dustrieschool voor het lijntekenen, voor
stel- en meetkunde en sommigen ook
voor de werktuigkundelessenJ9). Aan de
academie werd in een gewoonlijk vijf
jaar durende cursus onderwijs gegeven
Man met gipskop door Johan Pieter Bourjé, potlood.
Zeeuws Museum. Foto les Lamain.
in handtekenen, bouwkundig teke
nen30) en wiskunde31).
Nog enkele illustere leerlingen
Zonder twijfel de beroemdste leerling
van de Middelburgse Tekenacademie is
Barend Cornelis Koekkoek (1803-
1862). De stamvader van de omvang
rijke schildersfamilie Koekkoek was
zijn vader Johannes Hermanus 1 778-
1 851die eveneens het onderwijs aan
de Middelburgse academie volgde en
daar in 1 803 de eerste prijs won. Noch
hij, noch zijn schilderende zoons bleven
hun leven lang in Middelburg; zij traden
dan ook niet op als lesgevende meesters
alhier. Barend Cornelis, een der belang
rijkste landschapsschilders van zijn tijd,
stichtte op latere leeftijd zelf een teken
academie te Kleef.
Een ander die hier vermelding verdient is
Johan Pieter Bourjé (1774-1834), pri
mus in 1793. Hoewel hij op 6-jarige
leeftijd doof was geworden en deels ook
zijn spraakvermogen was kwijtgeraakt,
ontwikkelde hij zich tot een veelzijdig ie
mand. Behalve portretschilder en teke
naar was hij natuur- en sterrekundige en
bekleedde hij het ambt van arrondisse
mentsijker. Hij leverde een belangrijke
bijdrage aan de invoering van het me
trieke maten- en gewichtenstelsel.
Een naam die we in de eerste helft van de
1 9e eeuw veelvuldig tegenkomen, is die
van de gebroeders Grauss. Johan Jacob
Frederik won prijzen, in 1821 „naar
prent", in 1822 „naar pleister" en in
1 827 als primus „naar het levend mens
beeld". Gerardus Hendrik won in 1822
een prijs in de bouwkunde. Beiden wer
den in 1834 aangesteld als lesgevend
meester, G.H. in de bouw- en J. J. F. in
de tekenkunde. Gerardus Hendrik was
omstreeks 1 850 stadsbouwmeester van
Middelburg en ontwierp in die functie
ondermeer de Spijker- en de Bellink-
brug.
Uit de laatste periode van de Tekenaca
demie als onderwijsinstelling moeten
hier vader en zoon Schütz genoemd
worden: Jan Frederik (1817-1888) en
Willem Johannes (1 854-1 933). Beiden
blonken uit in zee- en riviergezichten.
De academie beëindigt haar lessen
Volgens de wet tot regeling van het mid
delbaar onderwijs werd in 1 867 de Bur
geravondschool ingesteld, met een al
gemeen vormend onderwijsprogramma
voor ambachts- en handwerkslieden,
waarin voor hettekenen beduidend min
der plaats was ingeruimd. Het onderwijs
aan deTekenacademie werd per 1 maart
1 867 opgeheven en men verhuurde aan
de nieuwe school voor een periode van
zeven jaar enige van de lokalen aan de
St.-Pieterstraat. Bovendien stelde de
academie belangeloos vrijwel al het te
kenlesmateriaal ter beschikking. De
laatste medailles werden uitgereikt aan
B. Kanaar en M. C. Roest (beiden bouw
kunde) en aan M. J. Bosman (tekenen
naar pleister). Het aantal leerlingen be
droeg bij de opheffing 11 2, namelijk 64
voor de teken- en 48 voor de bouwkun
de.
De recente geschiedenis
Is er van de eerste honderd jaar van de
Tekenacademie nauwelijks enig archief
materiaal over, vanaf 1 889-90 zijn bijna
alle eindafrekeningen nog aanwezig. Er
worden geen lessen meer gegeven,
maar de academie steunt jonge mensen
die graag een kunstopleiding willen vol
gen met een bijdrage in hun studiekos
ten. In 1 901 wordt de „Teekenles" van
Perkois (de hierboven reeds besproken
tekening) geschonken aan de Zelandia
IIIustrata. In 1 903 wordt de rest van het
kunstbezit van de academie verdeeld:
de gipsen worden grotendeels „opge
ruimd" (dus waarschijnlijk stukgesla
gen!), zeven geschilderde portretten
worden cadeau gedaan aan het
Zeeuwsch Genootschap, een pastelpor
tret van J. A. van de Perre door Somp-
sois wordt geschonken aan de voorzitter
jhr. mr. A. van Reigersberg Versluys (die
het later zal legateren aan het Genoot
schap) en twee „spiermannen" gaan
naar geneesheer J. C. de Man „voor 't
Gasthuis". Bij het veilinghuis F. Muller
Co. te Amsterdam worden zeven schil
derijen verkocht voor een bedrag van
f 7019,50 en van de verzamelaar
J. A. Frederiks koopt men tenslotte voor
f 2000,- „41 9 stuks portretten, tekenin
gen, platen, kaarten etc. betrekking heb
bende op Zeeland", waaronder topogra
fische tekeningen van J. Pelgrom en
J. F. Schütz. Deze verzameling wordt
vervolgens onmiddellijk doorgeschon-
ken aan de Zelandia 111 ustrata.
In dejaren 1 920 en 1 930 steunt deaca-
demie door het geven van subsidies en