meekijken in de zeeuwse „overheidskeuken" 2 Vergaderzaal van gedeputeerde staten. In 1934 komt er een regeringspers dienst, aanvankelijk bij buitenlandse za ken, later bij algemene zaken. Bij het uit breken van de tweede wereldoorlog heeft deze dienst nog nauwelijks vorm gekregen. De overheidsvoorlichting tij dens de Duitse bezetting kan die naam in geen enkel opzicht dragen. De Pressere- ferent is de propagandist, tevens censor. Fundamentele discussie Na de bevrijding van ons land, in die merkwaardige periode van herstel en vernieuwing, is het al spoedig tot een fundamentele discussie gekomen over de grenzen van overheidsvoorlichting. De aanleiding daartoe lag in het optre den van het toenmalige kabinet, dat naar veler oordeel bedenkelijk ver ging in de richting van propaganda voor het beleid. Minister-president Schermerhorn hield vanaf 13 juli 1945 zijn befaamde „Praatjes op de Brug" via de radio. Ver der was er de afdeling Oog en oor van de rijksvoorlichtingsdienst die door middel van lokale agenten het beleid moest ver klaren en anderzijds de regering moest inlichten over de stemming in het land. In het parlement rezen steeds meer be zwaren tegen deze aanpak. Al op 6 maart 1946 werd een commissie geïn stalleerd onder voorzitterschap van mr. J. G. van Heuven Goedhart, hoofdredac teur van Het Parool. Zij formuleerde een aantal conclusies die ook nu nog gelden, o.a. dat het bij overheidsvoorlichting gaat om een activiteit die het publiek verduidelijking geeft van wat de over heid beoogt. Overheidsvoorlichting is een zaak van „beleid", dat onder de voortdurende controle staat van parle ment en openbare mening. In feite werd hiermee de opvatting ver oordeeld dat overheidsvoorlichting voor politieke doeleinden mag worden ge bruikt. Duidelijk liet de commissie weten dat propagandistische en ook opvoe dende elementen niet thuis horen in de overheidsvoorlichting. Voorts moet het „verklaren en toelichten" voldoen aan de eisen van herkenbaarheid, openheid (geen deel van de waarheid mag verbor gen blijven) en terughoudendheid (het is beter dat informatie wordt gevraagd dan dat zij wordt aangeboden). Commissie-Biesheuvel Geleidelijk aan groeit in de Nederlandse samenleving de behoefte aan meer en bredere informatie over wat de overhe den aan het doen zijn. Op 23 september 1968 wordt de breed samengestelde commissie heroriëntatie overheidsvoor lichting onder leiding van mr. B. W. Bies heuvel geïnstalleerd. Zij rapporteert in mei 1 970. Haar opdracht was een ant woord te geven op de vraag: „in welke mate en op welke wijze kan en moet de informatie waarover de regering beschikt aan de burgers ter beschikking komen?" De commissie verstaat onder overheids voorlichting „openbaarmaking, verkla ring en toelichting van het beleid". Bij verklaren gaat het om het laten zien van achtergronden, bij toelichten om het verduidelijken en het laten zien van con sequenties en toepassingsmogelijkhe den. Principieel is de stellingname van de commissie dat het geheimhoudingsbe ginsel wordt vervangen door het open baarheidsbeginsel. Een door de com missie bij haar rapport geleverd ontwerp van wet op de openbaarheid van bestuur zal het Staatsblad nooit halen: de gees ten zijn er nog niet rijp voor; in het bij zonder blijkt het Haagse ambtelijke bol werk (nog) onneembaar. Wet openbaar van bestuur Het zou 1 mei 1 980 worden voordat de Wet openbaarheid van bestuur (WOB) van 9 november 1 978 in werking trad, „houdende regelen betreffende de openheid en openbaarheid van be stuur". Deze wet geldt ook voor de pro vincies en de gemeenten (later ook de waterschappen) en regelt de informatie plicht van de diverse overheden. O.a. de provincie Zeeland heeft gebruik ge maakt van de in de wet neergelegde mo gelijkheid nadere regelen omtrent de toepassing te formuleren. Het zou te ver voeren hier de WOB te be schrijven en er een beoordeling van te geven. Volstaan moet worden met enke le opmerkingen over de uitgangspunten van de wet. Het beginsel is: overheids gegevens zijn openbaar voorzover zich daartegen geen gewichtiger belangen verzetten (de z.g. uitzonderingsbepalin gen). In feite regelt de wet de passieve openbaarheid, d.w.z. het op verzoek verstrekken van bij de overheid berus tende gegevens. Van belang is overigens wel het artikel dat de overheid voorschrijft uit eigen be-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1986 | | pagina 8