meekijken in de zeeuwse „overheidskeuken"
3
Wekelijkse informatierubriek van de provincie.
weging informatie te verschaffen over
het beleid (voorbereiding en uitvoering)
zodra dit in het belang is van een goede
en democratische bestuursvoering. Dat
voor het eerst in onze wetgeving in een
algemene wet deze verplichting wordt
geformuleerd is winst. Maar in de prak
tijk doet de burger er weinig of niets
mee: de verplichting is niet afdwingbaar
en op het achterwege laten ervan staat
geen enkele sanctie.
Een evaluatie van de WOB (april 1 983)
heeft aan het licht gebracht dat de wet
op een aantal punten nodig moest wor
den herzien. Een ontwerp voor een ver
nieuwde wet is of wordt ingediend. In
het kader van de evaluatie heeft de si
tuatie in Zeeland bijzondere aandacht
gekregen. Er is naar de ontwikkelingen
van de provinciale voorlichting een z.g.
gevalsonderzoek ingesteld en er is ook
apart gerapporteerd over het punt van
de persoonlijke beleidsopvattingen.
Daaraan wordt in Zeeland door de pro
vincie een „liberaler" interpretatie gege
ven dan volgens „Den Haag" wel zou
mogen.
Aanwijzingen
Alvorens nader in te gaan op de gang
van zaken bij de provinciale voorlichting
wordt hier gememoreerd dat de toepas
sing van de WOB hoegenaamd geen
problemen heeft opgeleverd. Gedepu
teerde staten hebben tot heden formeel
maar één keer gevraagde informatie
(door een dagblad) geweigerd. De afde
ling rechtspraak van de raad van state
heeft hen in het gelijk gesteld nadat be
roep was ingesteld.
Al eerder is gezegd dat provinciale sta
ten een regeling inzake de passieve
openbaarheid hebben vastgesteld als
aanvulling op de WOB. Bij die regeling
hebben gedeputeerde staten een aantal
aanwijzingen voor de provinciale amb
tenaren gevoegd. Belangrijk is vooral
het eerste artikel daarvan. Dat luidt:
Naast de voorlichter, die gehouden is
media en publiek van informatie te voor
zien, wordt iedere ambtenaar geacht in
zijn specifieke functionele contacten de
verlangde informatie te verstrekken".
Voor gevallen van twijfel is een eenvou
dige procedure ontworpen. Het bureau
voorlichting geeft te allen tijde een
mede-advies aan gedeputeerde staten.
Met deze aanwijzingen is principieel uit
gesproken dat iedere ambtenaar in voor
hem of haar relevante gevallen de infor
matie mag (moet) verstrekken.
Steeds terugkerend punt van discussie
is de vraag of ook ambtelijke adviezen
voor openbaarmaking in aanmerking
komen. Het doorgaande standpunt van
het Zeeuwse gs-college is: er moeten
werkelijk doorslaggevende redenen zijn
om verzoeken om informatie daarom
trent niet in te willigen. Vaak worden
ambtelijke rapporten en nota's actief
openbaar gemaakt, nog voordat het be
stuur daarover een oordeel heeft gege
ven. En statenleden kunnen - met grote
kans op succes - in statencommissies
ambtelijke notities vragen.
Een informatiekrant
Al in juli 1945 - Schouwen-Duiveland
was nog maar een paar maanden van de
Duitsers bevrijd - kwam het provinciaal
bestuur van Zeeland met een maande
lijkse informatiekrant die de naam
„Voorlichtingsdienst van de provincie
Zeeland" droeg. Detoenmalige commis
saris der koningin, jhr. mr. J. W. Quarles
van Ufford, schreef een voorwoord. Hij
constateerde de noodzaak tot het geven
van meer voorlichting van de zijde van
de provincie aangezien de pers door pa-
piernood gedwongen daartoe nog niet
in staat was en onder de bevolking het
gerucht hoogtij vierde - met onrust als
gevolg. „Een doublure van de Regee-
ringsvoorlichting ligt uiteraard niet in het
voornemen; voorlichting in de Zeeuw-
sche sfeer en met betrekking tot de speci
fieke Zeeuwsche belangen ligt in het
voornemen zo schreef hij verder. Er zou
een proef worden genomen „met het
eenmaal per maand publiek maken van
een aantal rapporten omtrent den stand
van de werkzaamheden en de vooruit
zichten voor de komende periode". De
commissaris realiseerde zich dat moest
worden gewaakt voor een voorlichting
van propagandistische aard, die - blij
kens de situatie tijdens de bezetting -
„on-Nederlandsch" zou zijn. „Aan de an
dere zijde staat dat de overheid zich, door
hare handelingen op deze wijze aan de
openbaarheid prijs te geven, berooft van
de mogelijkheid van verdediging tegen
afbrekende critiek. Niets is mij liever dan
dat de pers en de organen, waarin het
maatschappelijke leven zich manifes
teert, wenschen en verlangens en critiek
te berde brengen, waardoor de overheid
kennis draagt van hetgeen er leeft onder
de bevolking. Van weerszijden dient er