servaas en bastiaan bomme 48 oud en blijkbaar reeds terdege in de ge heimen van het vak ingewijd. Aan het verschijnen van de komeet van Halley in Augustus 1835 en aan de waarnemingen ervan gedurende de daarna volgende maanden wijdt Ser vaas uitvoerig aandacht. Op 31 Augus tus vermeldt hij, dat deze komeet voor het eerst door zijn zoon is gezien, „met mijn 4-voets kijker en dagvermogen van 50 malen, zijnde met geen minder ver grooting zichtbaar, wegens den verren afstand, waar op dezelve zich toen nog bevond". Darna verhinderden het maan licht en de betrokken lucht de waarne mingen tot zondag 20 September. Weer was het Bastiaan, die toen de ko meet ontdekte. Hij meldde dit met het hierbij afgebeelde briefje aan zijn vader. De aantekening bovenaan betreffende de datum van de eerste waarneming is van de hand van Servaas. De opmerking in de laatste zin van dit briefje geeft blijk van een goed inzicht in deze materie, want bij Zaterdag 10 October schrijft Servaas: „Voor het eerst gezien met het bloot oog, bij tussenpozen, wegens be wolkte lucht, dog zeer flaauw en kleine staart". Vader en zoon maken voor het opzoeken van deze komeet gebruik van de bereke ningen, die de astronoom Kaiser van de Leidse Sterrewacht voor de tijden van opkomst en ondergang en voor de baan langs de sterrehemel heeft gepubli ceerd. Als zij op 1 6 October een „zeer klein en helder lichtend punt als een ster van de 6° grootte" in het nevellichaam van de komeet waarnemen, besluiten zij daaruit refererend aan vroegere waarnemin gen, dat dit geen gereflecteerd licht kan zijn, maar een „eigendommelijk licht", dus een lichtverschijnsel, dat door de materie in de komeet zelf wordt opge wekt en geen licht van de zon, dat door de komeet wordt teruggekaatst. Zij blij ken dus goed op de hoogte te zijn van de theorieën, die over de samenstelling van een komeet bestonden. Bij de aantekeningen van Servaas be vond zich ook een verhandeling, getiteld „Eenig onderricht tot het opzoeken en waarnemingen bij deeersteverschijning van een komeet, en wel bijzonder bij die van Halley in de maanden Augs en Sep tember 1835". Deze - niet gedateerde handleiding voor „menschen, die maar zeer weinig in de kennis der Sterrebeel- den ervaren zijn, om de komeet op te zoeken", geeft de loop van de komeet door de sterrebeelden gedurende de maanden Augustus tot September 1835. Tevens wordt erin aangegeven, waar en wanneer deze in 1836weeraan de hemel zal verschijnen. Kennelijk heeft Servaas deze gegevens overgeno men uit een publicatie door Dr F. Kaiser, waarin deze de baan van de komeet be schrijft. In een brief, gedateerd 12 December 1835, stuurt hij de resultaten van hun waarnemingen aan Kaiser. Daarin rea geert hij ook op de waarnemingen van Kaiser zelf, die deze o.a. in de Konst- en Letterbode van 4 December had gepu bliceerd. In de inleiding van die brief schrijft Servaas: „Ik vinde mij opgewekt bij het lezen uwer waarnemingen op de Komeet van Halley gedurende hare eer ste verschijning, geplaatst in de Konst en Letterbode van 4 dezer, om uw de mijne en die van mijn zoon mede te dee- len, mij vleiende schoon bij Ued onbe kend Ued dezelve met eenig welgevallen zal inzien". Hij vermeldt ook de hiervoor aangehaalde veronderstelling over het bestaan van een eigen licht in de nevel van de komeet. Hij formuleert dat in die brief als volgt: „Het komt mij daarom, onwaarschijnlijk voor, dat dit helder punt een van de zon te rug gekaatst licht is, daar het dan zoo sterk moest zijn dat men hetzelfde, na twee malen de nevel gepasseerd te zijn en tot ons gekomen, nog zoo aanmerkelijk kon gezien wor den". Verderop schrijft hij:bij de verschij ning der komeet van 1 744, welke zich veel grooter en duidelijker dan deze ver toonde, en zelv op den dag in de Meri diaan waargenomen is, heeft volgens eene beschrijving en teekening van wij len onzen stadsgenoot de Heer Jan de Munck, ook zulk lichtend punt, in het midden der kern zeer duidelijk gezien en zich daaruit verheffend en ombuigende naar de achterzijde der komeet, de staart formeerende. Ik herinner mij noch zeer wel, ook zulk lichtend punt gezien te hebben bij de komeet van 1811". Onder de nagelaten papieren heb ik geen ant woord van Kaiser op die brief van Ser vaas kunnen vinden. Wel bevindt zich de volgende voetnoot in het „Voorloopig verslag van de Waarnemingen op de Ko meet van Halley, gedurende het eerste tijdvak harer verschijning in 1835", het artikel van kaiser dus, waaraan Servaas in zijn brief refereert: „De Heeren C. Tevel en J. E. Verdonck te Middelburg, door wie de Komeet van den 1 8-den September tot den 28-sten October is waargenomen, hebben de goedheid gehad, mij hunne waarnemin gen vriendelijk mede te deelen, waar- In dit briefje deelde Bastiaan zijn vader mee, dat hij de komeet van Halley op 21 september 1 835 weer had c zien. Uit de laatste zin blijkt, dat hij goed op de hoogte was van de loop van deze komeet.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1986 | | pagina 14