PROEVE LOOPBAAN DER KOMEET VAN 1264-1556, n O JfM ff E, servaas en bastiaan bomme 50 ring van de uitstekendste sterrekundi- gen van Europa heeft gewekt." In de tijd, die mij ter beschikking stond, is het mij niet gelukt uit te vinden aan welke publicatie Bastiaan in Spa heeft gewerkt. Wel heeft hij in September 1 848 een studie aan het Koninklijk Insti tuut van Wetenschappen, Letterkunde en Schone Kunsten te Amsterdam ge zonden, getiteld: „Proeve eener bereke ning der storingen in de loop baan der komeet van 1 264-1 556 tot haren waar- schijnlijken terugkeer." Deze studie was gebaseerd op de veronderstelling, dat de komeet van 1264 dezelfde was als die van 1 556, in welk geval men de ver schijning van deze komeet omstreeks 1 858, dus weer na 292 jaren, zou kun nen verwachten. Berekeningen van de omlooptijd, gebaseerd op waarnemin gen uit de jaren van verschijning, wettig den die veronderstelling. De studie werd, na door een commissie te zijn beoordeeld, in de „Werken der Eerste Klasse" van het Instituut opgenomen en in 1 850 te Amsterdam gepubliceerd. Het is mogelijk, dat Bastiaan in 1 850 te Spa met de drukproeven van deze publi catie bezig was en dat Van den Broecke zich in de datum van het verblijf in Spa een jaar heeft vergist. Het is onwaar schijnlijk, dat Bastiaan de tijd heeft ge vonden, om in dezelfde periode twee be langrijke, zeer bewerkelijke publicatie's in het licht te geven. In de hieraangehaalde studie heeft hij berekend, in hoeverre de baan van de komeet in kwestie zou worden beïn vloed door de aantrekkingskracht, die de planeten Jupiter en Saturnus en in mindere mate Neptunus, Uranus, Aarde en Venus op de baan van de komeet zou den uitoefenen. Hij pretendeerde niet, de juiste datum van terugkeervan de ko meet te kunnen voorspellen, daarvoor was de veronderstelde omlooptijd te lang. Het zou hier te ver voeren, in detail op zijn argumentatie in te gaan. Het ge heel is een ruim 50 bladzijden beslaand werk, waarvan het belang voor de toen malige wereld der sterrekundigen blijkt uit een ingezonden brief in de Ti mes van 8 Maart 1 850, waarin de Engelse astro noom J. R. Hind, onder de titel „The ex pected great comet" de lezers over dit probleem inlicht8). Hij schrijft onder meer: „The exact calculation of the per turbations produced by the great pla nets Jupiter and Saturn between 1264 and the present time is hardly practica ble with our present limited knowledge; it would involve an almost inconceivable mass of computations such as no one person could be expected to perform". In een ingezonden stuk van Hind aan de Times van lateren datum en in het Ne derlands verschenen in de „Middelburg- sche Courant no 62 van 23 Meij 1 850" lezen wij: „Sedert ontving ik van den Heer Bomme te Middelburg, een zeer volledigen arbeid over dat onderwerp". Hind gaat uitvoerig in op de berekenin gen van Bastiaan en hij vergelijkt de re sultaten ervan met de zijne en die van een andere Britse astronoom. Samenge vat komt het betoog van Hind hierop neer, dat die van Bomme de nauwkeu rigste zijn. Over de vertraging in het ver schijnen van deze komeet, die al eerder verwacht was, zegt hij: „Het vermoede lijk oponthoud, dat hetzelfde moet heb ben ondervonden, is volledig verklaard geworden door den ijver en de vlijt van den heer Bomme, wiens berekeningen, zoo ten aanzien van het uitvoerige als in gewikkelde daarvan, kunnen wedijveren met die van Clairault en Rosenberger voor de komeet van Halley. Ten slotte: „Ik twijfel er niet aan, of men wel veel personen vinden zou, die moed genoeg bezaten, om zich aan zulk een omslagtig vraagstuk te begeven, als door den Heer Bomme zo volledig is opgelost gewor den". De mij tot nu toeter beschikking staande gegevens zijn jammer genoeg niet vol doende, om te weten of deze komeet ook is verschenen. Dat Bastiaan ook andere sterrekundige problemen aanvatte, blijkt uit zijn brief van 24 December 1841 aan S. de Wind9). Blijkbaar had hij van de Wind berekeningen van zons- en maansver duisteringen ontvangen, die door een zekere heer Boel waren uitgevoerd. De ze had daartoe gegevens gebruikt, uit gewerkt door J. de Kanter, o.a. lector van het Natuurkundig Gezelschap te Middelburg. Hij schrijft prijzend over het werk van de Kanter: het is dienvolgens, dat ik op nieuw het werk van onzen kundigen stadgenoot in handen heb genomen - En met genoegen, daar ik uit hetzelve mijne eerste oeffeningen heb gemaakt". Hij merkt op, dat De Kanter's gegevens voor beginnelingen in de sterrekunde zijn bedoeld en daarom is aan de nauw keurigheid iets opgeofferd, hetgeen de auteur dan ook vermeldt. De Kanter had EENER BEREKENING DER STORINGEN IN DE TOT HAREN WAARSCHIJNLIJKER TERUGKEER. DOOR te Middelburg

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1986 | | pagina 16