„non luctor et submergo" 54 in het nieuwe ziekenhuisplan voor Wal cheren de PAAZ-afdeiing in Middelburg integraal zal verdwijnen. Over de betekenis van de PAAZ psy chiatrie, die ziekenhuispsychiatrie kan in dit verband ook nog het volgende wor den opgemerkt. Bij patiënten die opge nomen worden in een PAAZ is met name de zo gewenste continuïteit in de behan deling gegarandeerd. Continuïteit voor al wat betreft de nabehandeling. De poliklinische nabehandeling die bij de patiënten uit de genoemde drie catego rieën als een essentieel onderdeel van de totale psychiatrische behandeling kan worden beschouwd. Vooral deze patiën ten hebben een langdurige nacontrole nodig, niet in het minst door het dikwijls bij hen bestaande recidief risico wat bij voorbeeld een typisch kenmerk is van de affectieve psychose, de recidiverende unipolaire vitale depressie. Aldus is de nabehandeling ook gericht op de reci- dief-preventie wat ook betekent dat de nabehandeling, vooral bij die patiënten, dikwijls jaren lang moet worden voort gezet. In de PAAZ setting kan dit alles in één hand blijven. Dit ook met de garantie dat bij een redidief de heropname weer in dezelfde afdeling kan gebeuren. Effi ciënte behandeling blijft dan mogelijk vooral door het vertrouwd en bekend geraakt zijn met de psychiatrische pro blematiek bij de patiënten. Gezien de huidige plannen zal in, arbi trair genomen, 1 990, de opnamemoge lijkheid voor deze patiënten verminderd zijn tot 45% van de huidige capaciteit. Dan resteren er immers nog 48 PAAZ- bedden in de regio Zeeland. Ook de PAAZ in Middelburg zal dan verdwenen zijn. In 1983 werden in de Zeeuwse PAAZ'en, zoals reeds vermeld, 274 van de tot de drie categorieën behorende patiënten opgenomen bij een totaal aan tal opnemingen van 994. Voor die 274 patiënten was een PAAZ-capaciteit van totaal 106 bedden beschikbaar. Uit gaande van de nieuwe situatie van 48 PAAZ-bedden leert een eenvoudige ex trapolatie dat in die nieuwe toekomstige gereduceerde PAAZ-capaciteit nog slechts 1 23 van de bedoelde patiënten adequaat kunnen worden behandeld. Die conclusie geeft nog meer te denken aangezien het er nu op lijkt dat de toe komstige PAAZ-capaciteit in Zeeland zelfs kleiner zal zijn dan het betreffende landelijke gemiddelde. Zo was in 1983 het landelijke opnamecijfer in de PAAZ'en voor de genoemde 3 catego rieën van patiënten: 1 68. Met dit lande lijke getal van 168 correleert, ook uit gaande van de Zeeuwse getallen, een PAAZ-capaciteit van op z'n minst 66 bedden. Al met al kan worden aangeno men dat de toekomstige Zeeuwse PAAZ-capaciteiten er toe leidt dat per jaar, voor 1 50 van de bedoelde patiën ten de geschetste vorm van klinisch- psychiatrische behandeling niet meer mogelijk zal zijn. Kan dan die groep van 1 50 patiënten per jaar adequaat elders worden behan deld? Kunnen dan die patiënten worden behandeld in het Zeeuwse Psychiatri sche Ziekenhuis, het PZZ? In de toe komst zal het aantal bedden in het PZZ met 60 worden uitgebreid. Echter, blij kens de betreffende aanwijzing van de Staatssecretaris van WVC kan slechts een deel van die bedden ingericht wor den als „echte" opnamebedden. Een duidelijk antwoord op de gestelde vraag is dus niet te geven. Dit nog afgezien van de vraag of het terecht is dat aan de be doelde patiënten de voordelen van een behandeling in een PAAZ niet meer kun nen worden verleend. In dit verband kan ook nog worden opgemerkt dat in 1 983 het opnamegetal voor de drie catego rieën van patiënten in het PZZ reeds 206 bedroeg bij een totaal aantal opnemin gen van 603. In 1 984 waren die getallen respectievelijk 21 8 en 564 (het landelijk opnamegetal voor de betreffende drie categorieën van patiënten, opgenomen in Psychiatrische Ziekenhuizen, was in 1983: 203). Resumerende resteert de volgende conclusie: na 1 990 zal in de Zeeuwse Regio per jaar voor ruim 1 00 ernstig zie ke en dikwijls ook suicidegevaarlijke psychiatrische patiënten, een ook door de ervaring adequaat gebleken intra murale psychiatrische behandeling niet meer beschikbaar zijn. En ditvooral door de „afbraak" van de intra-murale capa citeit als consequentie van de nieuw bouw c.q. vernieuwbouw van de betref fende ziekenhuizen. Als reactie op deze conclusie zal dan ongetwijfeld beweerd worden dat voor die patiënten dan ook moet worden gedacht aan een vorm van extra-murale behandeling. Nu kan zon der meer worden gesteld dat een zoda nige opvang in feite als onmogelijk, ja zalfs als onverantwoordelijk kan worden beschouwd. Het gaat immers om ernstige psycho tisch gestoorde en/of suicidale patiën ten. Patiënten bij wie ook nu, en terecht, vanuit de extra-murale situatie, ook door de RIAGG, direkt opneming vooreen kli nische behandeling wordt aangevraagd. Hetzelfde geldt voor andere varianten van psychiatrische behandeling, zoals dagbehandeling en deeltijd-behande ling. Die vormen van behandeling kun nen nimmer als een substituut voor klini sche behandeling worden beschouwd en dit geldt vooral bij de bedoelde cate gorieën van psychiatrische patiënten. Falende planning? Na al deze overwegingen ontstaat ook de vraag: hoe kan het zijn dat de betref fende planning zo tekort dreigt te schie ten? Tekortschieten, aangezien de nieu we plannen kennelijk niet zijn afgestemd op de realiteit, de werkelijke behoefte die ook in de nieuwbouwsituatie van de betreffende ziekenhuizen onvermijdelijk nog zal bestaan. Wie schiet er dan te kort? Dan wordt meestal de schuld toe geschoven aan de „beleidsmakers". De beleidsmakers die zich op hun beurt zul len beroepen op de „normen" zoals die zijn vastgesteld door de centrale over heid. Gezien de teneur van het huidige beleid is het niet zo verwonderlijk dat ook die normgetallen, vooral in de afge lopen jaren, steeds maar weer zijn ver laagd. Momenteel is bijvoorbeeld de zoge naamde PAAZ-norm: 1 promille, d.w.z. voor een provincie als Zeeland zou dit betekenen een totale PAAZ-capaciteit van omstreeks 36 bedden, rekening houdende met een totaal aantal inwo ners van 360.000. Aldus zou ook ge steld kunnen worden dat met de geplan de 48 bedden met in Zeeland reeds ruim wordt bedeeld. Een „toebedeling" die zoals reeds werd vermeld toch niet in overeenstemming zal zijn met de ook nog in de toekomst bestaande behoefte. Nu kan men zich afvragen of de betref fende normgetallen als onveranderlijke grootheden moeten worden be schouwd. Dient er geen variabiliteit te zijn die ook is afgestemd op de regionale

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1986 | | pagina 20