over boeken 71 stelling daarvan (voor Veere: 1974). waardoor de lezer attent gemaakt wordt op de bijzondere betekenis die de stad heeft als ensemble van bouwkunst, aan leg en bebouwing te zamen genomen. Bij alle uitbreiding is toch een strakke maatstaf gehanteerd. De schrijver is niet in een teveel vervallen: te veel objecten, teveel gegevens of te veel details. De lijn is er goed in gebleven. Het zal best eens voorkomen dat iemand hier of daar in het boek iets mist dat naar zijn smaak erin had gemoeten, of van mening is dat een bijzonderheid eerder een plaats had verdiend dan een ander gegeven dat wel is opgenomen. Bij een beknopt overzichtsboek als het Kunst reisboek is zoiets niet te vermijden. Overigens nodigen redactiecommissie en auteur het publiek uit om hun opmer kingen kenbaar te maken, ten bate al vast van een volgende druk, die zeker niet uit zal blijven. De stijl is bondig en zakelijk, aangepast aan de bestemming. Een enkele maal is de noodzaak veel te bieden met zo wei nig mogelijk woorden aan de duidelijk heid en de leesbaarheid niet ten goede gekomen, wat jammer is. In dit verband moet mij een opmerking van het hart. De redactiecommissie schrijft in het voor bericht: „De inhoud van het boek en de functie zijn zakelijk, informatie, afbake ning en wegwijzing zonder opgedron gen handreiking. Slechts met terughou dendheid wordt af en toe opgewekt tot enig enthousiasme". Dit uitgangspunt heeft ertoe geleid dat vele typeringen waarop de auteur van de eerste druk zijn lezers onthaalde uit de tekst zijn ver dwenen. Soms terecht. De 1 9e eeuwse geschiedenis van de kerk van Wemel- dinge kan zakelijker worden weergege ven dan met: „in de vorige eeuw ver knoeid en daarna in 1 898 afschuwelijk gerestaureerd". Maar in andere gevallen heeft m.i. het „zakelijk" maken van de tekst gevoerd tot verarming. Om op nieuw Veere als voorbeeld te nemen: bij de beschrijving van de Grote kerk is de knappe inleidende zin komen te verval len die als volgt het beeld opriep: „In drukwekkende, zwaargeschonden, laat- gothische kruisbasiliek, waarvan het sil houet het landschap beheerscht". Een zin die ik node mis, zoals het mij ook spijt dat de fontein niet langer als „elegant" wordt gekenmerkt en dat de opmerkin gen zijn weggelaten die de lezer vertel len waaraan hij kan zien dat het object stamt uit de overgangstijd van gotiek naar renaissance; dat het huis Het Lam metje niet langer te boek staat als „een prachtig voorbeeld van de gothiek in haar laatste bloei", dat de passage verd wenen is, waar gesproken wordt over gevels, die „in grote mate bijdragen tot de onnavolgbare charme van het stad je". Dergelijke mededelingen wekken enthousiasme, maar dat niet alleen. Zij geven informatie over de indruk die het object maakt en over de stijl-kwaliteit en dragen derhalve bij tot beter inzicht in de betekenis daarvan. Alleen al om die passages heeft het zin om het oude kunstreisboek voorlopig ook nog maar in de kast te laten staan. Uiteraard naast het nieuwe, want de aanschaf daarvan is noodzaak voor ieder die liefhebber is van Zeeland of die het wil worden. Het zal op tochten onderweg worden ge raadpleegd, maar ook thuis of op kan toor. Terecht heeft men overigens de in geburgerde naam Kunstreisboek ge handhaafd, hoewel het bij de inhoud niet alleen gaat om kunst en ook niet uitsluitend bedoeld is om op reis te wor den gebruikt. Het is een onmisbaar na slagwerk voor wie, in wat voor situatie ook, behoefte heeft aan bondige, be trouwbare informatie over de Zeeuwse bouwkunst, in de ruimste zin opgevat. C.A.v.S. Bram Oosterwijk: WERKEN MET SUI KER (Van Melle 1900-1985), Rotter dam 1 985. Niet in de handel. Nog altijd is het zo dat, wanneer een Zeeuw uitgenodigd wordt te vertellen welke grote industrieën in zijn provincie gevestigd zijn, hij met een stuk of tien namen kan volstaan. In het algemeen zijn de voorkomende vestigingen honk vast gebleven. Dat na de volledige ver woesting door de oorlogsbombarde menten op Breskens, najaar 1944, het Suikerwerk- en Biscuitbedrijf Van Melle daar verdwenen is, weet de oudere West-Zeeuws-Vlaamse generatie - en die niet alleen - zich wel te herinneren. Eveneens dat het bedrijf te Rotterdam, naast het in '37 geopende Feijenoord- stadion herbouwd werd. Dat het inmid dels twee jaar geleden zich opnieuw heeft verplaatst, nu naar Breda op het vroegere Enka-terrein, zal al tot veel minder provincie-genoten doorgedron gen zijn. Ter gelegenheid van het 85-jarig be staan heeft de Rotterdamse journalist/ auteur Bram Oosterwijk* een overzicht geschreven van de geschiedenis van „Van Melle" en meer dan de helft van het aantal jaren is tevens „Zeeuwse" ge schiedenis, met als centrum Breskens. De eerste 71 van de 144 bladzijden spe len dientengevolge in het Zeeuwse. In deze tijd van herwaardering van het on dernemerschap en van groeiende be langstelling voor bijvoorbeeld een on derwerp als industriële archeologie, moeten we constateren dat de auteur zijn vele gegevens tot een interessant en vaak zelfs boeiend geheel heeft weten te bewerken. Het boek is bovendien rijk geillustreerd. Het Zeeuwse deel be schrijft de ontwikkeling van een zuiver ambachtelijke broodbakkerij tot een in dustrieel suikerwerkbedrijf, dat in 1 925 reeds 300 werknemers telde en een om zet had van tegen de f 1,5 millioen. De Van Melle's kwamen na de pacifica tie van Gent (1576) uit die stad naar West-Zeeuws-Vlaanderen. Abraham van Melle exploiteerde aan 't eind van de vorige eeuw een broodbakkerij, tevens winkel aan de Dorpsstraat 31 te Bres kens. De zaak floreerde en hij verkocht steeds meer brood, dat hij met behulp van di verse knechts bakte. Een daarvan was een Belg, die iets van suikerwerkberei ding afwist. Dus ging men ook „suiker balletjes" maken. Die vonden afzet en er kwamen eigen gebakken zuurtjes bij en uit Londen geimporteerde „drups" en biskwietjes. Abraham van Melle ver kocht steeds grotere hoeveelheden aan afnemers inZeeuws-Vlaanderen, niet al leen aan particulieren, maar ook aan winkels. Afnemers - in 't groot bezocht hij meestal zelf, eerst te voet en later met een ezelskar. Zijn in 1 877 geboren oudste zoon Izaak zag primair wat in het suikerwerkvak en in 1 900 nam deze het van visie en durf blijk gevende initiatief op industriële wijze suikerwerk te gaan maken. Oosterwijk publiceerde eerder een biografie van de bekende 1 9e eeuwse Rotterdamse koopman Pin- coffs (Vlucht na victorie, 1979) en een historisch boek over Rotterdam (Koning van de Koopvaart, 1983).

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1986 | | pagina 37