eduwaert adriaensz booms, 1599-1625 88 vi Brief van de kerkeraad van Noord-Beveland, geschreven na de dood van de eerste voorganger Eduwaert Adriaenus Booms. In de brief is sprake van ernstige zorg over de toestand van de kerk van N oord-Beveland. De brief is geschreven in het handschrift van de voortreffelijke meester Boudewijn Ingelsen de Bonte, afkomstig uit Goes, die door de opvolger van Booms, voorganger Jansonius weggetreiterd zal worden en naar de Armen school in Middelburg zal vertrekken. Aan de ondertekening ziet men de afkomst van het woord „handteke ning", toen nog „merck" geheten. Soms wordt dit „merck" in eigen hand omschreven, zoals hier het geval is. Maar het is natuurlijk bedoeld geweest voor de analfabeten, zoals ook nu nog gebruikelijk (het plaatsen van een „kruisje" onder getuigen). Een andere veel voorkomende gewoonte was het plaatsen van de leeftijd en van de datum van het geschrevene binnen de sierlijke krullen van het schoonschrift. De andere ondertekenaars waren Vincent Pietersz, boer en ouderling, en JorisThielemans, diaken, afkomstig uit Duiveland, die de Staten gevraagd had om zich als brouwer „met seclusie van anderen" in Colijnsplaat te mogen vestigen. de bigamist Thomas Otterby, die in het Engeland van Elizabeth I nog een vrouw had zitten door zijn Trijnken het huis werd uitgegooid en in ruil voor Leendert de Vryse ergens anders introk. Barbel Thonis als weduwe. Een weduwe zonder man is nergens. Hertrouwen is levensnoodzaak, zeker als men een herberg voert. Cornelis Fransz is de ongelukkige, op wie de kersverse weduwe Barbel haar oog laat vallen. Maar de broederen hebben het al snel in de gaten: „Also van Barbel Thonis eeni- ghe quaede geruchten loopen..." en: „alzo barbel thonis haer in de huyshou- dinghe gansch ergerlijck gedraecht". Een wild paard dat aan een nieuw bit moet wennen. Ouderling Cornelis Pie tersz wil wel eens met Barbel gaan pra ten en komt met de boodschap terug „datse hoopt dat haere saecken nu sul len veranderen, dewyle sij nu aireede meer vrede becomt met haer man als vooren". Wennen aan weer een andere man; het valt niet mee. Aanvankelijk gaat het ook iets beter: „also int omme- gaen geen swaericheyt est gevonden geweest int huyshouden van barbel tho nis ende haer man Cornelis Fransz, (let op de hoofdletters) soo heeft men haer tot den Avontmale toegelaten". Het wordt ook weer van de kansel afgeroe pen: iemand, die zich er aan ergert, dat Barbel weer ter tafel komt, wandelt niet in de liefde Gods en men behoort niet in zulke communicanten geërgerd te zijn. „Communicanten", een oud paaps woord, dat nog tientallen van jaren in zwang zou blijven. Dan gaat het met Barbel mis, evenals met haar dochter Neelken. Neelken's man, de beurtschipper Eellebo, is vaak van huis. Het huis is dan leeg en kaal en Neelken wil wel wat. Moeder en dochter trekken in deze sombere tijden steeds meer met elkaar op. Een onrustig stel vrouwen en erwordt weer geroddeld. De voorganger verpakt die roddel in wat handzame christelijke termen: „Also Barbel Thonis ende haere dochter haer naer segghen van de luyden gansch on- christelijck ende ergerlick leven, twelck nochtans gansch swaer is te bewijsen". Beiden wordt het avondmaal weer ont zegd. De kerkeraad zegt hen aan dat men ze voor onchristelijke mensen houdt, de gemeente Gods draait hen de rug toe en beiden worden weer op eigen bestaan en geweten teruggeworpen. Men gaat nog verder en men besluit dat de hele gemeente hen links moet laten liggen. Als bij de banning toegepast door de dopers van Menno Symonsz. „Also het aensprecken niet alleen is son- der profijt, maer dat andere geërgert werden doort aenspreecken". Uit die woorden klinkt angst door, een lafharti ge angst voor eigen goede naam. De zaken gaan nu snel. „Barbel en haer man sijn vanden ande ren geloopen of sij van hem". Barbel keert de oude herberg, waar zij zo lang met haar eerste man gewoond heeft, de rug toe en trekt bij haar dochter Neelken in. Barbel krijgt van haar een kamer op de eerste verdieping. Maar de geruchten zwellen aan: „van haer Barbel gaet een quaet geruch te, van haere dochter niet beter, want sij heeft vele ergernisse gegeven door dien sij met den beruchtentot Berghen int ontset is geweest, zonder met haer man te vaeren, die daer selfs met sijne schuyte was". Paulus Eellebo, de schip per, die onwetend van de avonturen en de hoerderij van zijn vrouw, vrachtvaar der is tussen Colijnsplaat en Bergen op Zoom. Bergen op Zoom is op 3 October van het jaar 1 622 ontzet op de Span jaarden na een belegering vanaf 1 8 juli. Maar het heeft de Spanjaard niet mogen baten. De prinsgezinden hebben het be leg overleefd; het werd een wild over winningsfeest en Neelken was er met een beruchte figuur uit het dorp op af gegaan. „Dansen en springen, schin- cken en drincken", geliefde combinatie woorden uit die jaren. Het volgende jaar wordt Barbel iets kal mer, als wij die kalmte mogen afmeten

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1986 | | pagina 10