eduwaert adriaensz booms, 1599-1625
92
visitatoren gegeven) sal ontbieden den
predicant aldaer voor den Classe te ver
schijnen teghen den 1 6. Januarii 1 625
des donderdaechs".
De rentmeester ontraadt dus een onder
zoek van de zijde van de rechtelijke
macht, de classis stuurt - gezien de ge
ruchten - visitatoren naar Colijnsplaat
en besluit een maand later zelfs de voor
ganger voor een nader verhoor te ont
bieden.
1 6 Januari zou voorganger Booms voor
de Walcherse classis moeten verschij
nen. Maar de voorganger houdt al gerui
me tijd de acten niet meer bij. Hij is ziek,
kan de visitatoren niet ontvangen, noch
voor de classis verschijnen en hij sterft
op 1 8 januari van het jaar 1 625. Geluk
kig is hem de tragische dood van vier
van zijn kinderen, die moeder Abigail in
de maanden juli, augustus en October
aan de pest moest prijsgeven, bespaard.
Er was op het eind van zijn leven al tra
giek genoeg.
Waarschijnlijk heeft Eduwaert Adri
aensz Booms niet meer mee kunnen ma
ken, dat Barbel weer tot zichzelf geko
men is en onder druk van magistraat en
kerk alle beschuldigingen herroepen
heeft:
„Geantwoort op zoodaanighe articulen
als hier van de kerckeraet voorgedra
ghen sijn gheweest op den 1 5e Augusti
1 624, als van oneerbaerheyt ende quit-
schelden van sijnen bierschuit ende vant
(rond) stroyen van desen onder de vol-
cke vant slaen van de beeste sonder de
pacht te geven". En Barbel, terdege aan
de tand gevoeld door die van de classis
beklaagt zich: „dat die van Colijnsplaete
niet behooren so hart just op haeren per
soon te dringen". Zij voelt zich bespro
ken, beschuldigd en uitgestoten.
Vooral het feit dat de rentmeester Bewe-
sterschelde er bij betrokken werd, zit
haar hoog. Iemand moet Barbel van de
inhoud van de brief aan de classis van
Walcheren op de hoogte hebben ge
steld. Dat zou ook best kunnen, want
stadhouder Tobias Michielsz Oostdijck
zelf is niet altijd een even groot bewon
deraar van de gereformeerde kerk. Bar
bel beschuldigt de broeders er van de
zaak zelf bij de rentmeester te hebben
aangebracht. Zij laat zich door de broe
ders niet overtuigen dat zij dat niet heb
ben gedaan en ten einde raad laten de
broeders van de kerkeraad stadhouder
Oostdijck opdraven. De stadhouder, die
alle gevallen van hoge jurisdictie zelf aan
de Rentmeester Bewesterschelde moet
doorgeven, stelt Barbel, gezien de be
schuldigingen, gerust en spreekt de
broederen vrij. Maar stadhouder Oost
dijck kon ook niet weten, dat de kerke-
raads broeders zelf de classis broeders
hadden gevraagd de rentmeester in te
schakelen.
Het deed de Walcherse classis ongetwij
feld deugd, toen zij hoorde dat Barbel
„de beschuldigingen van haertegen den
predicant saligh. gedaen (heeft) weder
roepen ende hem in tegenwoordicheyt
der broeders gejusticieert in alles".
De dood van de voorganger maakt allen
wat welwillender. Ook Pieter Bouwens
de Raet, die door de predicatie zeer bele
digd was, laat zijn tegenstand min of
meer varen: „Pieter Bouwensz de Raet,
litmaet der kercke alhier, geoffenseert
sijnde door de predicatie Eduardi S.m.
over den dootslach gedaen, heeft ver-
claert dat hem die offensie op die predi
catie (die hij doch bekende gansch
schriftmatigh te zijn) van herte leet es
ende dat hij daerom hem uyt die predi
catie ende van de gemeenschap dertafel
des H. afgehouden heeft. Belove sich
voortaen te wachten voor ergernisse,
ten gehoore van den dienaer des H.
neerstich te commen. Ende sich tot het
gebruc van des heeren H. Avondmael tot
sijne trooste te vervoeghen. Ende is hier
op met handgevinghe aentselve verga-
deringhe versoent".
Het zal wel niet aan de profeet Hosea ge
legen hebben, maar de inmiddels over
leden voorganger Booms heeft met zijn
preek veel kwaad gesticht. De man is nu
dood. De mortuis nil nisi bene.
Het lijken allemaal kleine zaken, doch in
een kleine pioniersgemeenschap zijn zij
groot. Het langzaam in aantal groeiende
dorp is verdeeld. Het aantal niet-gelovi-
gen is groot. De gereformeerde kerk, die
de geprivilegeerde kerk is in de Zeeuwse
gewesten, telt nog maar een betrekkelijk
gering aantal lidmaten op dit nieuwe ei
land en staat alleen daarom al in het
middelpunt van de belangstelling.
Het is waar, de acten van die kerkge
meenschap zijn de weerslag van de zon
digheid en het falen van de gerefor
meerde mens en van de zondige mo
menten in zijn leven. Zij zijn ook de ge
tuigenis van de worsteling om een ge
meenschap van gelovigen in het nieuwe
gareel te krijgen van de „practijcke der
godtsalicheyt". Men kan zich indenken,
dat in zo'n eerste primitieve gemeen
schap van individualisten vooral de
voorganger van de nieuwe kerk onder
voortdurende controle staat. Hij wordt
beoordeeld, veroordeeld, geliefd en ver
guisd. Het feit dat die eerste voorganger
- om zijn gezin te kunnen onderhouden
- ook andere zaken moet doen als nering
en landbouw, maakt zijn positie niet ge
makkelijker; geldverkeerverzwakt onaf
hankelijkheid. De eerste voorganger
Eduwaert Adriaensz Booms heeft in zijn
leven op het eiland aan velerlei kritiek
blootgestaan. Hij werd min of meer ge
steund door de officiële overheid, die de
voedsterheer van de nieuwe kerk is ge
worden. Men zal wel beducht zijn ge
weest om openlijke kritiek te uiten, het
geen tot gevolg moet hebben gehad dat
voorganger Booms vereenzaamde.
Het verslag van de consistorievergade
ring van 5 februari 1623 is het laatste
verslag dat door de voorganger zelf is
opgetekend. Er verschijnt een ander
handschrift. Wie dit handschrift toebe
hoort wordt niet duidelijk. In het verslag
van 11 februari 1 624 lezen wij, dat „de
minister ende Mr. Boudewijn sullen aen-
spreecken Jan Joosz ende alsoo de con
sistorie met dancksegginghe besloo-
ten". Dit kan betekenen dat de voorgan
ger nog wel zijn zaken waarneemt, maar
zich niet meer leent om de verslagen van
de vergaderingen in de acten te noteren.
De laatste zinnen van het consistorie-
verslag van 21 september 1624 luiden
aldus:
„De acten nu van dese laetste verga-
deringhe des 21. Sept. des jaers
1624 en sijn hijer niet in gebreke,
want de consistoriaele vergadering
niet connen geleyt worden door
sieckte des dienaers, die oock intus-
schen in den heere ontslapen is den
1 8 Jan. 1 625".
Hij was de eerste van de vijf uit het gezin
Booms, die vrouw en moeder Abigail
Minne in dat jaar zou moeten verliezen.
Zijn dood zou binnen vier maanden tijds
gevolgd worden door vier van hun kin
deren. De Pest of Gave Godts. En in het
begraafboek staat geschreven:
„18 Jan. 1625, overl. Eduwaert
Adryaensz Boom, geb. in Engeland,