„walcher, dat ei' nog altoos een min land geweest" 106 Ploegen voor het dorp Oostkapelle in 1 935. Het hoge pand links is het café van Jo Goeman waar de Oost- kappelse boeren verschillende keren samenkwamen om over de arbeiders te beslissen. lijk de sterk verhoogde produktenprijzen door te berekenen in de lonen. Al te langzaam liepen de lonen op naarf 9,- en f 1 2,- en te Vrouwenpolder, Seroos- kerke en de omgeving van Middelburg tot f 1 5,- in de week in de jaren 1919- 1 921In die tijd boekte de „Nederland- sche Christelijke Landarbeidersbond" op Walcheren haar eerste succes: vier afdelingen werden opgericht die trou wens al snel verdwenen. De kortstondi ge verbeteringen in deze periode waren een landelijk verschijnsel, geïnspireerd door angst van de werkgevers voor revo lutie. Alleen de overheidsmaatregelen die in dezelfde periode op gang kwa men, zouden permanent blijken te zijn. Zij boden de arbeider een zekere be staanszekerheid. In 1 921 of 1 922 werden de lonen terug gezet tot f 1 2,- en men werkte nu alge meen van zes uur in de ochtend tot half acht of zeven uur 's avonds, behalve in de winter. De achterstand ten opzichte van andere landsdelen en eilanden was bestendigd. Het blad „De Christelijke Landarbeider" klaagde er voortdurend over. De crisis van de jaren '30 veroor zaakte aanvankelijk alleen werkloosheid onder de losse arbeiders, maar in de loop van 1 932 werden de lonen door de boeren teruggezet tot f 1 0,50 in de zo mer en f 1 0,- en f 9,- (Oostkapelle, Aag- tekerke, Veere) in de wintermaanden. Het trage tempo van de steun van de re gering aan de landbouw lijkt hier mede voor verantwoordelijk. Maar inde perio de 1934-1939 trad weer duidelijk het egoïsme van de boeren naar voren, die weigerden de regeringssteun en de be tere bedrijfsresultaten dóór te bereke nen in de landarbeidersionen. Geduren de deze periode werd de macht van de staat op steeds meer plaatsen voelbaar, waar verplicht tot contract-afsluiting overgegaan werd. Omdat daar het be staan van een plaatselijke afdeling van een landelijke vakbond voor nodig was, was het bestaan van zulke afdelingen op heel Walcheren (sinds 1 931 -'32, onder druk van de crisis) een factor die in het voordeel van de arbeiders werkte. De reële macht van de afdelingen zelf was echter gering. De lonen van het eind van de jaren dertig: te Souburg en Ritthem f 12,50, te Nieuwland en Arnemuiden f 12,- en voor de rest van het eiland f 1 1in de winter en f 1 2,- in de zomer. waren naar landelijke maatstaven lage lonen. In feite bestond de in de 1 9e eeuw opgelopen achterstand nog steeds, waar die elders door de veel vroeger be gonnen en veel fellere agitatie van de vakbonden niet meer bestond. In Zee land wekte het woord „socialisme" de meest afschrikwekkende associaties, een gevolg van de stemming in de ker ken tegenover deze stroming. Zelfs de gematigdeCNV-bonden hadden van de ze beeldvorming te lijden. Blijkbaar kon loonsverhoging er bij de boeren pas af, als zij voor zichzelf een flinke kapitaalre- serve hadden opgebouwd na een lange periode van bloei van de landbouw: de jaren rond 1 91 0, na een vijftiental gun stige jaren, de periode 1919-1920 na de uiterst lucratieve wereldoorlog. Resteert nu de vraag naar de reden van het achterblijven van Walcheren. Gedu rende de hele periode 1880 tot 1940 golden in ieder geval de volgende facto ren: ten eerste het ontbreken van alter natieve werkgelegenheid bij een fors groeiende bevolking en een geringe emigratielust. De industrie in de steden Middelburg en Vlissingen was niet zoda nig bloeiend dat ze veel mensen van het platteland kon aantrekken, waardoor daar de lonen gestegen zouden zijn.De beperkte bedrijfsgrootte was een ande re belangrijke factor. Bedrijfjes kleiner dan 20 ha vormden op Walcheren 45% van alle bedrijven, terwijl dat voor heel Zeeland 26%was3). Deze bedrijfsstruc tuur hield een vrij groot aantal arme klei ne boeren in stand, die gedurende diver se perioden niet in staat waren hun ar beiders méér loon te geven dan ze de den. Dit verschafte de leidende boeren, de rijken, het argument dat de lonen laag moesten blijven. Tegelijkertijd leidde de onder de rijke heersende wens om méér dan één van hun kinderen „op een hof te zetten" ertoe a. dat zij een kapitaal reser ve kweekten op kosten van hun arbei ders en b. dat de pachten opgedreven werden ten koste van de armere boeren. Bovendien heerste onder de beter gesi tueerde boeren een sterke groepsgeest, een band die elke week op de Middel burgse markt weer aangehaald werd. Deze vorm van sociale controle was de oorzaak van een immense weerzin om als éérste met veranderingen te begin nen. Deze mentaliteit - weer voor Wal cheren sterker dan bijvoorbeeld Zuid-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1986 | | pagina 28