2) Latijns worstelen in Zeeland „walcher, dat ei' nog altoos een min land geweest" 107 eigendom in de sociale tegenstellingen, verdient nog nadere bestudering. „Een ze kei om geit-eten te snieen. De ge schiedenis van de landarbeiders op Wal- 3) cheren 1900-1940" door Jan Zwemer verschijnt begin juli 1986 bij Fanoy in Middelburg. 200 blz.r prijs circa f 29,50, 4) met illustraties, noten en bijlagen. A. Geschiere: „Het leven van den Walchersen Boer gedurende de laatste twee eeuwen". Brui- nisse, 1 932, pag. 65. Jaap Bimmel (geb. 1905) herinnerde zich dat zijn vader vertelde dat hij op een gegeven moment bij een boer ging werken waar hij 70 cent op een dag had, waarop zijn vorige werkgever, die 60 cent betaalde, reageerde met: „Ze worden allemaal socialisten!" P. Bouman: „Geschiedenis van den Zeeuw- schen landbouw in de 1 9e en 20e eeuw en van de Zeeuwsche Landbouw Mij. 1843-1943. Wageningen, 1946, pag. 284 en 285. Zie A. J. Wichers: „De oude plattelandsbescha ving". Wageningen, 1965. Initiatiefnemer tot de oprichting van de eerste NCLB-afdeling op Walcheren, Jan Schout (1857) uit Serooskerke, hier in functie als dirigent van de Chr. Zangvereniging „Crescendo" te Gapinge. Beveland is mijn indruk - kan gerust als derde belangrijke factor beschouwd worden. Of de gezinsgrootte van arbeiders en kleine boeren - in vergelijking met an dere gebieden - ook als factor be schouwd moet worden bij het verklaren van het achterlopen van Walcheren, is mij niet bekend. Walcheren was über haupt vrij „vol" en dat heeft te maken met allerlei langetermijn-ontwikkelin- gen. Een laatste factor is natuurlijk de al eer der besproken onderdanige mentaliteit van de Walcherse arbeidersbevolking. Ze heeftte maken met een bepaalde ma nier van geloofsbeleving en stoelt nog meer dan welk ander element dan ook, op langetermijn-factoren. Te denken valt dan aan de feodaliseringsgraad in het verleden - de aanwezigheid van he ren en legers - en aan de aanwezigheid van een stedelijk machtscentrum - in dit geval Middelburg - die een bepaalde mentaliteit van dulden en onderdanig heid veroorzaakt hebben4). Deze inte ressante materie, en ook puur econo mische kwesties als de rol van pacht en „Luctor et Submergo" luidt de laatste stelling behorende bij het proefschrift (Phytoplankton off the Dutch coast) waarop de Middelburgse bioloog en voorzitter van de Stichting Onderwaterarcheologie R. J. Leewis op 18 de cember 1 985 aan de Katholieke Universiteit te Nijmegen gepromoveerd is tot doctor in de wiskunde en natuurwe tenschappen. „Non luctor et submergo" is de titel van een artikel dat dr. J. D. van Scheyen in ZeeuwsTijdschrift 36, nr. 2,1986, 52-55 gewijd heeft aan „Ziekenhuisplanning als een gevaar voor ziekenhuispsychiatrie". Dat de een worstelt en de ander niet, is nog tot daaraan toe, maar het wordt bedenkelijk als beide heren zich tevens be zighouden met onderdompelen, tot zinken brengen of in de grond boren (submergo). Zou de aquatische bioloog/- archeoloog misschien bedoelen dat hij onderduikt en de psychiater dat hij zinkt oftewel verdrinkt (submergorP. J. E. Bogaers Nijmegen, 15 april 1986

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1986 | | pagina 29