DS. BAREND FIJNEBUIK (1800-1881) Wisselvallig in weg en wandel. H. de Jong Als door het overlijden van ds. J. Hoog klimmervan Heulen de predikantsplaats te Zoutelande vacant wordt, beroept de kerkeraad, onder presidium van de con sulent ds. Joh. van Rhee, d.d. 10 mei 1833 kandidaat Barend Fijnebuik. Deze neemt het beroep weldra aan en wordt in de maand september daarop volgend bevestigd. Wie was Barend Fijnebuik? Over deze merkwaardige figuur is tot op heden maar weinig geschreven. In slechts enkele publicaties (De Bie en Loosjes, 1931; Bos, 1982; Blom en Donkers, 1981) is een artikel aan hem gewijd. Zijn jeugd, studententijd en het begin van zijn ambtelijke loopbaan ko men hierin echter niet aan de orde. Na der onderzoek bleek dus nodig. Dit ister hand genomen. In het familiebezitvan nazaten van Fijne buik bleek naast andere belangrijke be scheiden (beroepingsbrieven etc.) nog een klein dagboekje uit zijn studenten tijd aanwezig te zijn. De vele mededelin gen die hij hierin doet, met name over zichzelf, zijn van groot belang voor het kennen van deze persoon. In diverse archieven') werd eveneens nog belangrijk materiaal gevonden. Dit nieuwe materiaal verandert echter het reeds bestaande beeld van Fijnebuik niet, maar completeert dit veeleer. Erg standvastig van karakter kan Fijne buik niet worden genoemd, integendeel, hij blijkt zeer wisselvallig in weg en wan del. In feite wordt heel zijn kerkelijke loopbaan hierdoor gekenmerkt. Opge merkt dient te worden dat juist in Zee land zijn optreden een erg rustig verloop heeft gehad. Problemen in Fijnebuiks le ven gaan zich pas voordoen als hij reeds lang dit gewest heeft verlaten. Jeugd. Berend Fijnebuik, zoals zijn officiële naam luidde, wordt geboren d.d. 7 maart 1 800 te Zwolle, uit Antoni(e) Fij nebuik en Hendrika Ross. In 1 803 over lijdt zijn vader. De jonge Barend groeit op in zijn geboorteplaats en gaat al vroeg in de leer bij een baas van een tim mermanswinkel. Op vijftienjarige leeftijd ondergaat hij een sterke geestelijke verandering. Op eigen verzoek ontvangt hij daarna ker kelijk onderricht van ds. Fortuin teZwol- le, met wie hij een goede band krijgt. Ook met de andere Zwolse predikanten ontstaat een goed contact. Enige van de ze predikanten hebben zitting in het be stuur van het Nederlandsch Zendeling Genootschap. In 1 823 wordt Barend Fij nebuik door hen voorgedragen aan de Commissie van onderzoek en toezicht van genoemd genootschap, omtoegela- ten te worden als zendeling-kwekeling. Studieperiode. Het Nederlandsch Zendeling Genoot schap werd opgericht in 1797 (Kruyf, 1 894). Het was het eerste zendingsge nootschap op het vasteland van Europa. Vanwege de Franse overheersing kwam het de eerste tijd niet tot praktische zen- dingsarbeid. Na de bevrijding van het Franse juk kreeg het meer mogelijkhe den. In 1 81 6 werd begonnen met een ei gen opleiding om goed toegeruste zen dingsarbeiders te krijgen. Het onderwijs werd gegeven aan huis bij een predikant te Berkel, bij wie de kwe kelingen ook inwoonden. Na enige jaren werd de opleiding ingrij pend veranderd. Het onderwijs werd gesplitst in een voorbereidend en vol tooiend gedeelte. Het voorbereidend onderwijs diende de kandidaat in eigen woonplaats te volgen. Daarna kon te Rotterdam de voltooiende of peremtoire opleiding worden gevolgd. Barend Fij nebuik was één van de personen die aan deze opleiding mochten deelnemen. Over zijn toelating geven de Extract Ac- ten2) van het Nederlandsch Zendeling Genootschap de volgende informatie. In de vergadering van directeuren d.d. 3 februari 1 823 bericht de Commissie van onderzoek en toezicht dat een brief is ontvangen van bestuursleden uitZwolle. In dit schrijven wordt een zeker jonge ling, B. Fijnebuik genaamd, oud 23 jaren en van beroep timmerman, voorgesteld als zendeling-kwekeling. Tevens wordt vermeld dat de Commissie doortoedoen van medelid Oort ten aanzien van zijn verstandelijke vermogens, evangelische denkwijze en goede gezondheid een al leszins voldoend bericht heeft ontvan gen. Het voorstel is: laten overkomen voor een gesprek. De 3e mei 1823 heeft dit gesprek plaatsgehad. De Extract Acten melden, dat breedvoerig met hem werd gespro ken. Hij vertelde dat hij op 15-jarige leeftijd met veel belangstelling omtrent zijn zaligheid werkzaam was en lust tot de godsdienst had gekregen. Dat hij eerst verkering had met lieden van zeer stijve denkbeelden en dat hij zelf deze ook had aangenomen. Ook kreeg hij na enkele jaren kennis aan een zeer god vruchtig man met kundigheden en evan gelische denkbeelden. Hierdoor kwam hij van zijn stijve denkbeelden terug; zijn begrippen werden meer overeenkom stig de Bijbel geleid. De Extract Acten melden verder dat door de Commissie, die hem ernstig en lang durig onderzocht, zijn belijdenis waar en openhartig werd gevonden. Ze was overtuigd van zijn goede bedoelingen en ijverige begeerte om onder de heidenen te werken. Fijnebuik gaf zich onbepaald aan het Genootschap over. Hij had vol gens de Commissie een goed geheugen en was iets ervaren in kerkelijke ge schiedenis en in het algemeen niet ont bloot van kundigheden. Daar hij van de predikanten te Zwolle een goede getui genis had werd derhalve besloten hem toe te laten tot het voltooiend onderwijs. Op 5 juni 1823 is Barend Fijnebuik te Rotterdam aangekomen en van huisves ting voorzien. Evenals de andere kweke lingen kon hij zijn intrek nemen in het huis van een particulier persoon aan de Vissersdijk. Hier hadden nog drie kwe kelingen hun verblijf. Onder hen bevond zich ook de later zeer bekend geworden Karl Friedrich August Gützlaff3). Als docent waren aan de opleiding ver bonden de predikanten De Vries en Van den Ham. Na een jaar van studie brak op 13 juli 1 824 voor de kwekelingen de vakantie aan. Kennelijk kregen zij de opdracht tij dens hun verlof enige evangelisatiear- beid te verrichten en van al hun doen en laten aantekeningen te maken. Na te rugkeer in Rotterdam moest de volledi ge verslaggeving worden ingeleverd. Barend Fijnebuik heeft deze opdracht heel nauwgezet uitgevoerd. Dit is ver heugend gezien het feit dat dit hand schriftje van hem bewaard is gebleven. Op de eerste bladzijde staat geschreven: „Dagboek - Eener reize van Rotter dam naarZwolleen Kampen ten tijde mijner Facantie van den 23 Julij tot den 1 5 Augustus 1 824".

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1986 | | pagina 30