ds. barend fijnebuik (1800-1881) 112 bijgedragen. In diezelfde tijd treedt hij voor de derde maal in het huwelijk14). Fijnebuik ontvangt vervolgens nog een beroep naar Urk. Men had daar, nadat de hervormde gemeente vacant geworden was, het plan opgevat, de christelijke af gescheiden gemeente te doen samen smelten met de hervormde gemeente (in feite de eerste Samen-op-weg-gemeen- te in wording). Voor deze combinatie wordt een beroep op Fijnebuik gedaan. Overigens bleek er een misverstand te bestaan over het feit of de afgescheiden gemeente zou worden ingelijfd bij de hervormde, of dat juist hettegenoverge- stelde zou plaatsvinden. Fijnebuik ging van het eerste uit. Om echter dit beroep te kunnen aannemen diende hij wel lid der hervormde kerk te zijn en in deze kerk opnieuw beroepbaarte worden ge steld. Een verzoek hiertoe richt hij d.d. 11 maart 1 848 aan de classis Hoorn, en in een schrijven van d.d. 15 mei 1848 richt hij zich met hetzelfde verzoek zelfs tot de hoogste instantie: de Algemene Synode. Dat men in de hervormde kerk niet met open armen op hem stond te wachten, zal duidelijk zijn. Hetgeen te verwachten was gebeurt: zijn verzoek wordt eenvou digweg geseponeerd. Twee jaar later wordt hij wel weer als „gewoon lid" toegelaten tot de hervorm de gemeente Zwolle. Als rustend-predi kant leeft hij daarna verder. Te Zwolle overlijdt hij d.d. 23 juli 1 881 Zijn graf is tot op de huidige dag daar nog te vinden. NOTEN. Archief van de Ned. Hervormde Kerk te 's-Gra- venhage, archief Hervormde Gemeente Zoute- lande, archief Hendrik Kraemer Instituut te Oegstgeest, gemeentearchief Zwolle, gemeen tearchief Vlissingen en Rijksarchief in Noord- Holland. 2) De Extract Acten zijn uittreksels uit de notulen der maandvergaderingen van de directeuren van het Nederlandsch Zendeling Genootschap. Deze acten werden gedrukt en per kwartaal aan de zogenaamde buiten-directeuren gezonden. 3) Karl Friedrich August Gützlaff (geb. 8 juli 1 803 te Pyritz in Pommeren en overleden 9 augustus 1851 te Hongkong) is vooral bekend geworden om zijn zendingsarbeid onder de Chinezen. Als eerste protestantse zendeling gelukte het hem China binnen te komen. Een en ander bezorgde hem de bijnaam „apostel der Chinezen". Zie verder over hem Goslinga (1941). 4) Johan Willem Vijgeboom (geb. 31 mei 1 773 te Ladbergen en overleden 23 juli 1 845 te Middel burg) kan worden beschouwd als voorloper van de afscheidsbeweging. Hij veroorzaakte veel onrust op het kerkelijk erf. Uitvoerige gegevens over hem worden gegeven door Bos (1 982) en Meertens (1 978). 5) Dit is voor die dagen een kapitaal bedrag, waar uit blijkt dat Fijnebuik zelf voor alle kosten moest opdraaien. 6) Door Bos (1982) wordt gesteld dat Fijnebuik voor de eerste maal huwde met Johanna Ca- sparina van Velsen (overleden d.d. 28 januari 1 844 te Weesp). Dit is echter zijn tweede echt genote, met wie hij d.d. 31 juli 1 840 in het hu welijk trad. Als Fijnebuik op 1 7 november 1 847 trouwt met Johanna Catrina Hoogeveen (geboren 23 de cember 1 821 te Zwollerkerspel en overleden 8 mei 1 852 te Zwolle) is dat duszijn derde huwe lijk. 7) Aldus mevr. Pronk-Fijnebuik. 8) Dirk Molenaar (geb. 28 januari 1 786 te Amers foort en overleden 9 oktober 1865 te 's-Gra- venhage) is vooral bekend geworden als auteur van het geschrift: „Adres aan alle mijne Her vormde geloofsgenoten", dat hij in 1 827 ano niem liet verschijnen. Hiermee heeft hij enorm veel stof doen opwaaien en tevens zich het on genoegen van Koning Willem I op de hals ge haald. Molenaar handelt in dit geschrift over de zijns inziens ongunstige toestand in de hervormde kerk. Uitdrukkelijk distantieert hij zich echter van mannen als Da Costa, Cappadose en Vijge boom. Met name richtte zijn kritiek zich op de proponentsformule, die door de synode van 1816 was ingevoerd. Molenaar kan worden be schouwd als een vertegenwoordiger van de la ter aldus genoemde confessionele richting. In tegenstelling tot de vaderen der afscheiding was Molenaar geen tegenstander van het zin gen van gezangen in de eredienst en bleef hij het vertrouwen in veel hervormde collega's be houden. Bewust bleef hij daarom de hervormde kerk trouw. Van Barend Fijnebuik kan gezegd worden dat hij veel dichter stond bij een man als Molenaar dan bij de voormannen der afscheiding. Fijnebuiks overgang (in 1 842) tot de afgeschei den kerk is naar alle waarschijnlijkheid inder daad - zoals hijzelf zegt - een onberaden stap geweest. 9) DeRijcke(1 906) stelt dat Fijnebuik op spoedige beroeping heeft aangedrongen. ,0) Zie noot 6. In vrijwel alle publicaties wordt direct of indirect gesteld dat Fijnebuik onbevestigd zijn werk te Schiedam is begonnen. Dit is onjuist. Blijkens de beroepingsbrief is Fij nebuik d.d. 17 juli 1842 in een middagdienst bevestigd door Brummelkamp, terwijl hij in de avonddieasrz-ijo intrede deed. Onder de beroepingsbrief heeft Brummelkamp eigenhandig aangetekend dat ook de Classikale vergadering accoord ging. ,2) Fijnebuik geeft voor deze stap een heel aantal redenen op die er vrijwel alle op neerkomen dat hij te Schiedam de zaak heel anders aantrof dan hij zich had voorgesteld. ,3) Het conflict met De Vos liep vooral over het dra gen van het ambtsgewaad, dat bestond uit: rok, mantel, bef, kuitbroek en steek. Fijnebuik was hiervan een duidelijke voorstander. Ook de prediking was in het geding. De Vos werd onrechtzinnigheid verweten. ,4) Zie noot 6. LITERATUUR. 1Bie, J. P. de, en Loosjes, J.: Biografisch woor denboek van protestantse godgeleerden in Ne derland, 's-Gravenhage, 1931, deel 3, 155- 157. 2. Blom, A. v. d. en Donkers, J. J. Azn.: De Ge schiedenis van de Gereformeerde Kerk van Schiedam, 1981. 3. Bos, F. L.: Kruisdragers, nieuwe verhalen uit af gescheiden kringen. Kampen, 1982. 4. Goslinga, A.: Dr. Karl Gützlaff en het Neder landsch Protestantisme, 1941. 5. Kruyf, E. F.: Geschiedenis van het Nederlandsch Zendelingen-Genootschap en zijne zendings- posten, Groningen, 1894. 6. Meertens, P. J., in: Biografische Lexicon voorde geschiedenis van het Nederlands Protestantis me, Kampen 1 978 (deel 141 8-41 9). 7. Rijcke, D. de: Huibert Jacobus Budding en zijn kring, Middelburg, 1 906. Erkentelijkheid. Mijn bijzondere dank gaat uit naarmevr. G. S. Pronk- Fijnebuik te Naarden en haar moeder mevr. E. S. Fij nebuik-van Vooren, voor het ter beschikking stellen van belangrijke bescheiden en de gastvrije ont vangst die mij geboden werd. Tevens gaat mijn dank uit naar het personeel van de eerder genoemde archiefdiensten en anderen die eveneens hun medewerking verleenden.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1986 | | pagina 34