ZEEUWS TIJDSCHRIFT JAARGANG 36 nummer 3 -1986 MONUMENT VOOR EEN VERWOESTE STAD EN EEN VERWOEST EILAND: MIDDELBURG 1940, WALCHEREN 1944* Drs. M. C. Verburg In zijn roman „De ondraaglijke lichtheid van het bestaan" filosofeert Milan Kun- dera over de eeuwige terugkeer der din gen. Nu en omdat - per negatio - de Franse Revolutie een episode betreft die nooit meer terugkomt, zijn de bloedige jaren verandert in louter woorden, theo rieën en discussies, is die episode lichter geworden dan veren en jaagt zij geen schrik aan. Zo is het ook met de ramp die Walcheren in 1 944 trof en die we van daag dan ook blijmoedig herdenken. La ten wij daarbij het zwaar verwoeste West-Zeeuwsch-Vlaanderen niet verge ten. Terugblikkend kunnen wij de ge beurtenissen bekijken onder deverzach- tende omstandigheid van hun voorbij gaande aard. Maar is dat zo? En 1953 dan, toen Schouwen-Duive- land, Tholen, Oost-Zuid-Beveland en Noord-Beveland hun beurt kregen? L. W. de Bree in zijn „Walcheren onder vreemde heersers" lijkt het spoor van de eeuwige terugkeer als constante in onze regionale geschiedenis ontdekt te heb ben. Walcheren, bezet als strategisch bastion in de tijd van de Noormannen. Dan wederom in de eerste decennia van de Tachtigjarige Oorlog, in de Napo leontische tijd en tenslotte in deTweede Wereldoorlog, in twee bedrijven: Mid delburg 1940 en Walcheren 1944. Steeds is het de kardinale betekenis van het estuarium van de Schelde die Wal cheren tot een begeerde prooi maakt. Wie Vlissingen beheerst, beheerst ook Antwerpen, zo zou men het kunnen sa menvatten. Vier maal was het scheeps recht. Geopolitiek gezien is een terug keer niet meer denkbaar. 1 953 was het de vijfde keer, maar toen was het de na tuur die ons overrompelde en die had geen trek in Walcheren. Toespraak tijdens de bijeenkomst „Walcheren veertig jaar droog" op 30 mei 1986. Toen in mei 1940 de eerste Duitser op Walcheren verscheen schijnt hij een boer te hebben toegeroepen: jullie kunnen geen Krieg voeren, waarop de boer zei: maar jullie kunnen geen voer kriegen. Voer is op Walcheren altijd ruimschoots voorradig geweest. In de zestiende en zeventiende eeuw was Zeeland met Middelburg voorop een welvarend com- mercieel-cosmopolitisch gewest, hoek steen van wat genoemd is het economi sche Schelde-landschap. Na de sluiting van de Schelde in 1 585 werd het over vleugeld door Amsterdam. In de achttiende eeuw, toen Nederland zijn overheersende economische positie verloor en Zeeland bovendien daarbij nog weer achterbleef, sloeg het karakter van ons gewest om van commercieel naar agrarisch. En met het Continentale Stelsel van Napoleon werd ons land ge heel afgesloten van de overzeese han del. Vlissingen werd een stad van stille straten (Mr. W. de Bruine, Zeeuws Tijd schrift 1956). Rotterdamse kooplieden belegden hun liquide middelen in de in poldering van de Wilhelminapolder. De Industriële Revolutie van de laatste helft van de achttiende en de eerste helft van de negentiende eeuw - Engeland, Noord-Frankrijk, België, het Ruhrgebied achtereenvolgens - presenteerde zich in ons land pas na 1 870 en in Zeeland nog later. In Middelburg en Vlissingen werd omstreeks 1 830 de bloeiende chocola de-industrie in korte tijd verdrongen door moderne fabrieken in Flolland, dicht bij de afzetmarkt. Het is maar een van de vele voorbeelden (M. C. Verburg, Industriële bedrijvigheid op Walcheren gedurende de tweede helft der 19e eeuw, Zeeuws Tijdschrift 1 950). De nieuwe tijd kondigt zich aan met de vestiging van de Koninklijke Maatschap pij De Schelde in Vlissingen (1 875) en de Vitrite in Middelburg (1 889). Tussen 1911 en 1928 vestigen zich langs het Kanaal Terneuzen-Gent enkele basisin dustrieën. De Cokesfabriek loopt daarbij voorop; enkele jaren eerder dan de Hoogovens zoekt zij een plaats aan de kust. Het interbellum is ook voor Walcheren een tijd van stagnatie. De bevolking van Zeeland groeit tussen 1920 en 1940 met 4 procent tot 255.000, waar voor Nederland het percentage ongeveer 27 bedraagt. Vlissingen, Souburg en Mid delburg nemen tussen 1920 en 1930 met 1,3 procent in inwonertal af en tus sen 1 930 en 1 940 met 4,8 procent toe. In de decennia tussen 1 900 en 1 950 is Zeeland steeds de provincie met de ge ringste groei. Zonder in- en uitwijking van de bevolking zou, gerekend vanaf 1880, Zeeland in 1950 niet 272.000 maar 466.000 inwoners hebben geteld. Er waren dorpen waarvan wij zeiden dat de bevolking zo vergrijsd was dat je twee oude mannetjes moest inleveren om een boreling terug te krijgen. En in Seroosker- ke (Sch.) was anderhalf procent van de mannelijke beroepsbevolking burge meesterzo klein was het. (Tien jaar later was het percentage twee, doordat het in wonertal intussen flink was gedaald). Hoe lang zoiets naijlt blijkt uit de door Den Haag aldus geëxtrapoleerde prog noses. Daardoor kreeg Zeeland in 1 950 320 woningen toegewezen, wat weer leidde tot een geringe bevolkingsgroei. Circulaire causaliteit! Ook het geestelijk leven - term uit de ja ren dertig - werd gekenmerkt door de grauwe middelmaat. P. H. Ritter Jr. beschreef het klimaat in Middelburg in zijn roman „Het welkom schandaal" als volgt: Ver gelegen van de bezige steden gemeenschap in het westen des lands, waar de zielen aan borreltafels verschrompelen in flapperende achter klap.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1986 | | pagina 3