25 jaar veerse meer; enkele economische aspecten
129
Kortgene.
ons niet bedriegen; dit is 9% van het
provinciale totaal. De prognose in het
Basisplan 1 967 van 35.000 slaapplaat
sen in 1 985 is dus niet gehaald. Het aan
tal ligplaatsen is toegenomen van 830 in
1965 via 1.500 in 1967 tot 3.300 a
3.900 thans (afhankelijk van wat onder
ligplaats moet worden verstaan). Dit
aantal is 38% van de totale ligplaatsca
paciteit in Zeeland. Ook t.a.v. de ontwik
keling van het aantal ligplaatsen zijn
destijds prognoses opgesteld. Het Ba
sisplan raamde het aantal rond 1 985 op
5.700. Ook deze raming bleek dus te
hoog.
Het is hier niet de bedoeling om de plan
nenmakers van destijds te verwijten dat
ze de ontwikkeling hebben overschat.
Hier zijn verschillende oorzaken voor
aan te geven. Overigens wat heet over
schatting? De pleziervaart door de slui
zen bij Veere en Kats is sinds 1 962 ver-
negenvoudigd! (In dit verband: het zou
te betreuren zijn als de recreatievaart
door het kanaal door Walcheren door de
bouw van een vaste brug bij Middelburg
zou worden gefrustreerd.)
Een fenomeen dat niet voorzien was is
de opkomst van de zeilplank, waarvan er
volgens de PPD op een mooie dag in
1983 op meer en oevers zo'n 3.000
werden geteld. De opkomst van het sur
fen heeft de gebruikswaarde van het
meer vergroot: meer recreanten, sei
zoenverlenging, er kan ook gebruik wor
den gemaakt van ondiep water.
Luchtfoto's toonden aan dat in 1 977 bij
goed weer 10.000 oeverrecreanten
aanwezig waren. Recente gegevens zijn
mij niet bekend, maar dit aantal zal stel
lig zijn toegenomen. Uit een enquête ge
houden door het ETI in 1 969 op De Piet
blijkt dat 83 dagtoerist was. De 3.000
mensen die daar op het drukste moment
aanwezig waren, waren over het alge
meen zeer tevreden. Vele malen werd
het gebied als ideaal gekenschetst. Eén
der ondervraagden sprak over de „Costa
del Piet". Vergeleken met het strand
vonden velen het gras prettiger dan
zand, hoewel anderen (het is ook nooit
volmaakt) klaagden over de afwezigheid
van zand voor de kinderen. Een enkeling
vond dat er op De Piet minder vaak
mooie mannen te bewonderen zijn dan
op het strand. Sommigen pleitten voor
meer bomen en struiken op het terrein,
voor de verhuur van bootjes en voor
meer consumptietenten. De conclusie
van het ETI wastoen dat investeringen in
terreinen als De Piet per „manuur re
creatiegenot" alleszins rendabel zijn.
Wat heeft dit fraaie recreatiegebied nu
gekost, vraagt de econoom zich af. De
kosten die toch moesten worden ge
maakt in het kader van de Deltawerken
mogen natuurlijk niet mee worden ge
teld. Overigens zou het Drie-eilanden-
plan minder kosten dan verhoging van
de bestaande dijken. Tot en met 1 967 is
f 22 min. geïnvesteerd, waarvan f 4 min.
ook zonder recreatie nodig zou zijn ge
weest. Van deze f 1 8 min. is ca. f 3 min.
geïnvesteerd door het Rijk, f 4 min. door
de gemeenten, 2 ton door het recreatie
schap en f 11 min. door particulieren. In
guldens van thans zijn deze bedragen 3
a 3>/2 maal zo hoog. In de periode 1 966-
1 985 heeft het recreatieschap voor f 5,3
min. geïnvesteerd. Hieraan hebben rijk,
provincie en gemeenten f 3,7 min. bij
gedragen. De jaarlijkse bijdragen van de
provincie en de Veerse Meer-gemeentes
aan het recreatieschap belopen thans
f 370.000. Deze cijfers geven geen vol
ledig beeld van de gelden die de diverse
overheden (rijk, provincie, gemeenten)
aan het gebied bijdragen en hebben bij
gedragen in de vorm van investeringen,
subsidies, onderhoud e.d.
Wat zijn nu de economische gevolgen
geweest voor de stadjes en dorpjes aan
het Veerse Meer van de ontwikkeling
van dit gebied tot recreatieoord? Dit is
moeilijk exact aan te geven, omdat het
natuurlijk niet bekend is hoe de ontwik
keling zou zijn verlopen zonder uitvoe
ring van het Drie-eilandenplan of zonder
beleid gericht op de recreatieve ontwik
keling van het Veerse Meer.
Inwonertal: De zes kernen grenzend aan
het Veerse Meer telden in 1 947 te za-
men 4,1 %van het Zeeuwse inwonertal,
in 1960 3,5%, in 1971 3,3%enin 1986
3,4%. De daling van het aandeel schijnt
tot stilstand te zijn gekomen. In absolute
aantallen was van de genoemde jaren
1960 het dieptepunt; hierna vond een
stijging van het aantal inwoners plaats.
Werkgelegenheid: Het is niet zonder
meer mogelijk de ontwikkeling van de
werkgelegenheid over een reeks van ja
ren te bekijken. In 1 947 woonden er in
Arnemuiden en Veere ongeveer even
veel vissers als in 1 960 en 1 971 in Arne
muiden en de gemeente Kortgene (Co-
lijnsplaat). De visserij lijkt door de uit
voering van het Drie-eilandenplan niet