WATERSTAAT: DE STAAT VAN HET WATER*)
M. P. de Bruin
De onvolprezen Van Dale zegt over de
waterstaat: de gesteldheid van een gro
tere of kleinere uitgestrektheid gronds
ten opzichte van het water dat zich daar
in bevindt of waarmede het omgeven is,
en ten tweede: de regeringsdienst en de
ambtenaren daarvan, belast met de zorg
en het beheer van de waterstand etc.
Mijn intentie is over beide onderwerpen
iets te zeggen met als voorbeelden twee
figuren die in de geschiedenis van de
waterstaat in onze provincie en daarbui
ten een grote rol hebben gespeeld, na
melijk Abraham Caland en Andries Vier
ling. Met beiden werd ik steeds opnieuw
geconfronteerd.
Op 28 november 1951 kreeg ik van dr.
ir. J. van Veen een brief waarin hij
schreef dat zijn aandacht was gevallen
op mijn artikelen in het tijdschrift OTAR
over Schraver en Abraham Caland.
Hebt U misschien nog meer van dit soort
studies betreffende de levensloop van be
kende ingenieurs geschreven of in de
pen? ik hoop dit ten zeerste, want niets
wordt in de techniek meer verwaarloosd
dan de technische mens zelf, een noodlot
tig vacuum, zoals u met mij eens zult zijn,
met bepaald slechte gevolgen.
Indien U nog meer hebt geschreven houd
ik mij ten zeerste aanbevolen voor over
drukken of voor een lijst van uw publica
ties. Men vraagt er n.l. om vanwege de
Londense Universiteit, die meer dan
„Delft", belang stelt in onze waterstaats
historie.
In de techniek wordt niets meer ver
waarloosd dan de technische mens zelf.
Is dat nog zo, 35 jaar later? En hoe stond
het met Johan van Veen, de latere secre
taris van de Deltacommissie, zelf? Ik be
zocht hem op zijn bureel in de Stalpert-
straat 35, Den Haag. Wat me opviel was
een schoon bureau met in de hoek voor
hem het verzamelde werk van Shakes
peare. Bij latere kennismaking bleek mij
dat hij ook in moderne literatuur geïnte
resseerd was. De geschiedenis van het
vak had ook zijn bijzondere belangstel
ling en na de ramp van 1 953 kwam er,
door zijn toedoen, een historica werken
Toespraak gehouden bij het afscheid van ir. A. M.
de Graauw, hoofd van de afdeling Nat/adjunct
hoofdingenieur-directeur provinciale waterstaat
Zeeland, op 2 juni 1 986.
om na te gaan hoe hoog de dijken waren
na de zo desastreuze stormvloeden van
1 530 en 1 570. Het „to be or not to be"
was hem in dubbel opzicht op het lijf ge
schreven. Hij beschikte over een uitste
kend taalgevoel en zijn regelrecht in het
Engels geschreven: „Dredge, drain, re
claim, the art of a nation is daarvan een
uitstekend voorbeeld. Deze wat stugge
Groninger, bezeten van zijn vak, was
echter niet zo geobsedeerd, dat hij, mag
ik zeggen, zo nu en dan heil zocht bij
Shakespeare.
Een levensbeschrijving moet niet ge
schreven worden in detrantvan: over de
doden niets dan goeds, maaroverdedo-
den niets dan op de goede wijze. En dan
kom ik bij Abraham Caland. In zijn tach
tigste levensjaar zit hij gebogen over zijn
schrijftafel op zijn buitenplaats Arne-
stein, verworven doorzijn tweede huwe
lijk met een mejuffrouw Schorer, een
briefte schrijven aan zijn zoon PieterCa-
land, die grote moeilijkheden onder
vindt bij de uitvoering van zijn project:
de Nieuwe Waterweg. Het is 1 2 decem
ber 1868.
Vergelijkingen zijn gevaarlijk. Het gra
ven van de Nieuwe Waterweg is waar
schijnlijk niet te vergelijken met de Oos-
terscheldewerken. Wel was het gedurfd
een open waterweg te maken waarvan
Portret van Abraham Caland kort voor zijn dood.
de meerderheid zei dat het onmogelijk
was. Ik wil niet op de technische kant
van de zaak doorgaan - dat is mijn ter
rein niet. Er zijn teleurstellingen in de
vorm van zandafschuivingen, er is
kwaadwilligheid en laster sluipt rond.
Vader Caland begint met Cats:
Vader Cats zeide immers reeds: wie tim
mert aan den weg, waarvan niets
(kwaads) is gezegd,toen het hoog pu
bliek hem voor dwaas uitmaakte als hij de
duinheuvels tuschen den Haag en Sche-
veningen ging vlakken, wateraf/aten en
beplanten, en er dan naam aangaf van:
Zorgvliet, een stuk goed dat nu aan de Ko
ninklijke familie behoort. En hoe stond
men te kijken als Vader Cats, na eenige
weinige jaren zijne vroegere lasteraars
uitnoodigde, om bij hem van zijn wijnstok
te komen drinken, zooals hij in een dicht
stuk onder zijne werken vermeljdjt.
Caland vertelt verder wat hij vroeger met
aannemers en dijkdirecties heeft gehad.
Aanklachten bij de vleet.
Die aank/agten waren veel erger dan er
nu omtrent over uw werk gemaakt zijn,
en verloor ik den moed? Neen: volg uwe
wetenschap, doe het, en zie niet om, zei-
de ik tot mij ze if, en het hoog bestuur liet
mij mijn gang gaan, zonder mij nogtans
bij mijne aanklagers te regtvaardigen;
zooals zij had kunnen en behoren te doen,
na mijne wederlegging ontvangen te heb
ben.
Gelukkig heeft het einde 't werk be
kroond. Ik twijfel geenszins of dat zal bij
Uw werk even zóó gaan, mits gij vol
houdt, en niet om ziet; bedenkende dat er
nooit iemand geweest is, die iets grootsch
en buitengewoons onderneemt, of hij
leed aanstoot, miskenning en somtijds
verguizing; doch voor wien men nader
hand geen lofgezangen genoeg hadden,
ja er zelfs standbeelden voor oprichtte. En
hebt gij aanvankelijk geen eer voor dat
zelfde werk genoten, toen gij, op het
slagtveld gekroond werd en de Erfprins U
de hand drukte? Toen riep men hozannai
waaraan sommige zich we/ligt ergerden,
die nu de kreet wel zouden wenschen aan
te heffen: en bas cette décorationl Zoudt
gij U aan dat geblaf ergeren en er voor
werkeloos op een Geldersch dorpje gaan
leven? Gij zijt toch wei wijzer! In tegen
spoed (en dat is hier nog geenszins het ge-