het veerse meer; een drieluik voor de inrichting
grepen welke vaak nauwelijks meer te
onderscheiden zullen zijn van techni
sche beheersmaatregelen. Voor zover
deze zich gaan afspelen dicht bij de
mensen en in hun directe leefomgeving
zal de huidige inspraak zich moeten
hebben ontwikkeld tot een permanente
discussie tussen de geïnteresseerde
burgers en de ontwerpers. Daarmee kan
een krachtige bron van creativiteit wor
den aangeboord, want die kleinschalige
ingrepen die dichtbij de mensen plaats
grijpen zijn door hen goed te overzien.
Het beeld dat ik hier schets lijkt mis
schien wat utopisch maar we moeten
wel bedenken dat de computerisering
van de informatie en de communicatie
met rasse schreden voortschrijdt. De tijd
is niet ver meer dat de geïnteresseerde
burger de door hem gewenste informa
tie van de overheid met een druk op de
knop voor zich krijgt. Is het niet bij hem
thuis dan toch in ieder geval in de wijkbi-
bliotheek een paar straten verder. De
voorlichtingsdiensten zullen tijdig moe
ten inspelen op deze nieuwe situatie. Zij
zullen de informatiestroom over en weer
moeten sturen en er voor moeten zorgen
dat over bruikbare ideeën te allen tijde
gesprekken kunnen worden geopend
met de ontwerpers van de plannen.
Grondbeginselen
Wat de besluitvorming betreft moet ik
het hierbij laten en vervolgens eens gaan
kijken naar het derde paneel dat gaat
over grondbeginselen. Ik wil dan alle
reerst de indruk wegnemen dat er voor
de inrichting van de afgesloten zeearm
een rijtje regels te geven zou zijn die
slechts behoeven te worden opgevolgd
om tot goede resultaten te komen.
Het gaat er in zo'n zeearm in eerste in
stantie om dat de voorwaarden worden
vervuld voor een geleidelijke ontwikke
ling van een landschap dat tezijnertijd
goede uitgangspunten biedt voor de
doeleinden die voor de verschillende de
len van het gebied zijn voorzien zowel
voor wat betreft de recreatie als de na
tuurbescherming. Nu is zo'n plan voorde
ontwikkeling van een groot project als
een afgesloten zeearm iets heel anders
dan een plan voor een stadspark of voor
een bouwwerk. Deze laatsten moeten,
alvorens de uitvoering begint, tot in de
kleinste details zijn ontworpen. Een ont
wikkelingsplan voor één van de delta
wateren daarentegen vertoont in eerste
instantie slechts de grote lijnen. Als die
zijn gerealiseerd moet het project ver
volgens uitgroeien en zich verder ont
wikkelen. Allengs wordt dan duidelijker
hoe de natuur en de mens op de nieuwe
situatie kunnen gaan inspelen. Van lie
verlede komen de verdere mogelijkhe
den aan het licht en kan het project meer
gedetailleerd worden ingevuld. Met dit
beeld voor ogen kom iktot het eerste be
ginsel.
Het landschapsplan is het eenduidige
produkt van een creatief proces waarvan
de goede kwaliteit zich niet bij voorbaat
iaat beredeneren.
Het is daarom dat men de goede land
schapsarchitect niet moet vragen om al
ternatieven te produceren en om een uit
gebreide motivering daarvan te geven.
Doet men dit wel dan leidt de beducht
heid voor de concurrentie tot drogrede
neringen en ongelukken. Zo kan het ge
beuren dat men bij een project dat in een
jonge polder is gesitueerd als uitgangs
punt aangeeft dat het specifieke karak
ter van de jonge polder moet worden be
nadrukt. Daarmee gaat men echtervoor-
bij aan het keiharde feit dat jonge pol
ders ook oud worden.
En wanneer er technische werken in het
geding zijn zoals een waterkering of een
kanaal, dan komt men steevast met het
uitgangspunt dat de primaire functie
daarvan als zodanig herkenbaar moet
zijn en dat deze werken zich strak en
recht dienen te manifesteren. Dergelijke
clichématige uitgangspunten gaan fun
geren als compensatie voor een gebrek
aan creativiteit. De vermelde eigen
schappen van technische werken komen
immers voort uit kostenbesef, onvol
doende samenwerking met fantasierijke
vormgevers en tenslotte, als belangrijk
ste factor, de gemakzucht van de be
heerder. Want laten we wel zijn, een wa
terkering zonder bebouwing is natuurlijk
de droom van elke beheerder, maar dat
wil niet zeggen datje op een dijk niet ver
antwoord zou kunnen bouwen. Het vergt
echter wel enig creatief inlevingsvermo
gen en ook denkwerk om aan te geven
welke beheersvrijheden voor de toe
komst persé behouden moeten blijven.
Onze voorouders hebben bij dit alles ge
lukkig niet zo stil gestaan en daaraan
danken we nu tal van verrassende situa
ties zoals boulevards, woningen op dij
ken, huizen direct tegen een kerk aange
bouwd enz. Het genoemde beginsel
heeft als consequentie dat, wanneer een
keuze tussen alternatieven geëist wordt,
meerdere landschapsarchitecten moe-