het veerse meer; een drieluik voor de inrichting
125
ten worden uitgenodigd een visie te ge
ven. Het gekozen college dient dan daar
uit zijn keuze te bepalen.
Het tweede beginsel zou ik als volgt wil
len formuleren.
Vrijwel altijd zien we dat het grondge
bruik verschuift van een extensief gebruik
door de mens naar een intensief gebruik.
Verschuiving in omgekeerde richting
vindt niet plaats. Een voorzichtige aanpak
van grote nieuwe gebieden, een aanpak
die leidt tot een gegroeide situatie en een
verwevenheid met natuurlijke ontwikke
lingen, vergt daarom een startpunt zo
dicht mogelijk bij de status van natuurge
bied.
Dit betekent niet dat we niets met een
gebied zouden mogen doen, dat we
maar rustig hebben af te wachten wat de
natuur gaat doen. Integendeel. Zoeven
heb ik al gezegd dat het eerste ontwikke
lingsplan de grotere elementen dient
aan te geven die in uitvoering moeten
worden genomen om het gebied de goe
de uitgangspunten te verschaffen voor
het toegroeien naar de diverse bestem
mingen.
Deze elementen zullen in het algemeen
omvatten: boscomplexen, ontsluitings
wegen, ontwateringswerken, en de gro
tere wijzigingen in het bodemreliëf zoals
het maken van eilanden, verwijderen van
ondiepten, verlagen van terreindelen of
juist het verhogen daarvan. Stuk voor
stuk betekenen dit forse ingrepen, maar
direct na de afsluiting van een zeearm
zijn die verantwoord omdat de natuur op
de drooggevallen gronden geheel van
voren af aan moet beginnen. De in latere
jaren te nemen maatregelen zullen ver
volgens kunnen dienen voor de bijstu
ring van de waargenomen ontwikkelin
gen, zowel van de natuur als van de re
creatie, en meer het karakter hebben van
beheersmaatregelen.
Als voorbeeld wil ik wijzen op een rec
reatieve oeverstrook die zich dicht bij de
status van natuurgebied bevindt. Zo'n
oever zal worden gekenmerkt door het
feit dat de natuur prevaleert en de mens
zich daaraan moet aanpassen. Dit resul
teert in moeilijke bereikbaarheid, zowel
vanaf het water als vanaf het land en
moeilijke begaanbaarheid. Is er een bos
aangeplant dan is dat een enkel groot en
compact complex. Verder wordt het ge
bied gekenmerkt door een grote open
heid. Zijn er toiletgebouwtjes dan liggen
die verscholen in de opgaande be
groeiing.
Een recreatieve oeverstrook die zich
richt op een intensiever gebruik door de
mens ziet er geheel anders uit. Daar pre
valeert de mens en de natuur moet zich
maar zien te redden. Als symbool daar
van zien we daar de solitaire bomen die
moeizaam door palen overeind worden
gehouden. Detoiletgebouwen zijn uitge
groeid tot sociale ontmoetingsruimten
en zijn van verre goed zichtbaar. Verder
is de oever goed ontsloten, ook voor au
to's. Het eindpunt van de ontwikkeling
van zo'n oever wordt gevormd door de
boulevard met bomen en palmen van
kunststof.
Het derde beginsel zou ik als volgt willen
formuleren.
De diversiteit ofwel de pluriformiteit
moet zoveel mogelijk worden bevorderd.
Dit geldt zowel voor de natuurgebieden
a/s voor de recreatiegebieden. Bovendien
moet zoveel mogelijk worden gestreefd
naar de integratie van natuurlijke ontwik
kelingen en recreatie en naar de integra
tie van verschillende recreatievormen,
dus naar een multifunctionele verschij
ningsvorm.
In overeenstemming met dit beginsel
hebben we in het Veerse Meer oever
recreatie gecombineerd met aanlegge-
legenheden voor de watersport en
voorts zien we watersporteilanden die
ook vrij gemakkelijk bereikbaar zijn voor
de oeverrecreatie. Dit beginsel houdt
niet in dat we alle gebruiksvormen maar
moeten mengen. Alleen al met het oog
op het voorgaande beginsel zullen we in
elk gebied moeten uitgaan van een be
paalde zonering welke in het algemeen
verloopt van een zeer extensieve, na
tuurlijke inrichting naar een intensieve
inrichting met tal van voorzieningen.
Als de inrichtingsmiddelen goed worden
gehanteerd gaan de zone's geleidelijk
en, bij voldoende ruimte, haast onmerk
baar in elkaar over. Afrasteringen en
scheidingssloten zullen nauwelijks no
dig zijn. Het inrichtingsmiddel bij uitstek
om dat doel te bereiken is gebaseerd op
de gemakzucht van de mens. Lopen doet
hij niet graag en dan nog slechts over
korte afstand; fietsen gaat al veel beter
maar waden door modderig water is
hem een gruwel.
Het laatste beginsel dat mij na aan het
hart ligt is gericht op de complexiteit van
het ruimtelijke systeem. Het luidt als
volgt:
Het oneindig geschakeerde en complexe
ruimtelijke systeem dient te worden be
heerst op een zodanig subtiele wijze dat
de complexe geschakeerdheid ogen
schijnlijk voortduurt. Een eventuele in
greep dient zoveel mogelijk te worden be
perkt tot dat aspect van het systeem dat
hinder veroorzaakt of verbetering be
hoeft.
De Oosterscheldekering is een goed
voorbeeld van dit beginsel. De Ooster-
schelde vormt een bijzonder waardevol
ruimtelijk systeem, zij het met het onple
zierige aspect van de stormvloeden.
Welnu, de stormvloedkering richt zich
bij uitstek op de beheersing van dit
aspect en laat de rest van het systeem
vrijwel ongemoeid. Ook de oeververde
digingen in het Veerse Meer vloeien uit
dit beginsel voort. Direct na de afsluiting
van het Veerse Gat onderkende men dat
de flauwe glooiende oevers van de
drooggevallen platen een waardevol
systeem vormde, zowel voor de natuur
als voor de recreatie. Door de turbulentie
van het water werden deze oevers echter
aangetast voor zover de diepte geringer
was dan ca. 1 meter. Welnu, de oever
verdedigingen bestaan in hoofdzaak uit
grintdammen welke op deze diepte zijn
aangelegd. Zij halen de turbulentie uit
het water en de rest van het waardevolle
systeem blijft in hoofdzaak intact.
Dit complexiteitsbeginsel, zoals ik het
zou willen noemen, bezit mijns inziens
met betrekking tot het ruimtelijke sy
steem een algemene geldigheid. Het be
ginsel verzet zich tegen de kaalslag alvo
rens iets nieuws te maken. Het pleit er
voor de grote veel omvattende ingrepen
uit het verleden te vervangen door reek
sen kleinschalige aanpassingen van het
ruimtelijke systeem. Daarvan zijn de ge
volgen beter te overzien, terwijl met elke
ingreep kan worden ingespeeld op de
consequenties van de vorige. Maardaar-
mee ben ik wel duidelijk beland buiten
het onderwerp van vandaag en ik wil
daarom hiermee dit korte overzicht
beëindigen van enkele aspecten van het
inrichtingswerk die mij na aan het hart
liggen en waarvan sommige een mis
schien wat ongebruikelijke belichting
kregen.