25 JAAR VEERSE MEER; ENKELE ECONOMISCHE ASPECTEN*) S. van Inleidende opmerkingen Het wordt economen vaak verweten dat hun wetenschap een triest vak is. De werkelijkheid blijkt vaak anders te zijn dan economen dachten, ze zitten er bij voorbeeld met prognoses vaak naast. Zelfs zo'n feestelijk onderwerp als re creatie in zo'n prachtig gebied als het Veerse Meer bederven ze door hun saai gecijfer en hun gezeur over geld. Ik ben het er mee eens, ik zou op dit ogenblik ook liever aan het Veerse Meer willen zitten zonnen of vissen. Van slavenhandel, via smokkelen tot surfen. Dat is de economische geschie denis van het Veerse Meer in een note- dop. Slavenhandel door Zeeuwen (uit Veere o.a.) in de 1 7e eeuw, smokkelen in de Napoleontische tijd en surfen (en an dere watersporten) in deze tijd. Terwille van de alliteratie heb ik gemakshalve de visserij dan maar even weggelaten. De slavenhandel en het smokkelen laat ik nu verder maar buiten beschouwing. Het surfen komt in de loop van mijn ver haal aan de orde. Maar nu eerst iets over de economische aspecten van de Delta werken. Vervolgens komen aan de orde: de tijd van de Gouden Delta, enkele eco nomische aspecten van recreatie en toe risme, recreatie en toerisme in Zeeland en meer in het bijzonder in het Veerse Meergebied en tenslotte enkele opmer kingen en suggesties over de toekomsti ge ontwikkeling. Deltawerken Zoals u weet heeft de Deltacommissie, die het Deltaplan ontwikkelde, zich ook bezig gehouden met de sociaal-econo mische aspecten. Prof. Tinbergen, de toenmalige directeur van het Centraal Planbureau, heefttoen economische ba lansen van het Deltaplan opgesteld. Te genwoordig zouden we zeggen: kosten- batenanalyses. De zogenaamde „pri maire voordelen", namelijk de vergro ting van de veiligheid, werden afgewo gen tegen de hiermee gepaard gaande uitgaven, en de bijkomende voordelen werden afgewogen tegen de bijkomen de uitgaven. Tot de bijkomende voorde len werden gerekend o.a. de voordelen Inleiding gehouden op de themabijeenkomst ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van het Veerse Meer op 19 juni 1986. op het gebied van het landverkeer en de recreatie. Met behulp van deze economische ba lansen konden de kosten en de baten van dijkverhoging en de uitvoering van het Deltaplan met elkaar worden verge leken. Uit de berekeningen bleek dat wie A zegt ook B zou moeten zeggen, d.w.z. dat de bijkomende werken het Deltaplan economisch bijzonder aantrekkelijk zouden maken, vooral in het zuidelijke deel. Wat betreft de recreatie werd reke ning gehouden met een toename van de „betalende vakantiegang" door Neder landers naar de Zeeuwse kust van 1,3% tot 2 a 2'/2% van het nationale totaal, met een toename van het watertoerisme en met een toename van het binnen lands en buitenlands dagbezoek. Het positieve effect op de recreatie werd slechts meegerekend voorzover dit, na tionaal gezien, additioneel was. Prof. Tinbergen raamde de baten i.v.m. de recreatie gekapitaliseerd op f 100 min. en de baten voor het wegverkeer op f 1 25 min., in guldens van 1 955. Om de ze bedragen op het huidige prijspeil te brengen moeten ze met de factor 4 a 4V2 worden vermenigvuldigd. Hierbij moet nog de kanttekening worden gemaakt dat geen rekening werd gehouden met de duurdere en veel latere afsluiting van de Oosterschelde dan volgens de plan nen werd voorgesteld. Anderzijds is met de voordelen van de Zeelandbrug even eens geen rekening gehouden. Om de kostbare basiswerken van het Deltaplan verder uit te buiten is van Zeeuwse zijde, met name door de toen malige directeur van het ETI, drs. Ver burg, al vroeg het voorstel gedaan een secundaire dam aan te leggen tussen Zierikzee en Colijnsplaat; dit ter vervan ging van het veer over de Oosterschelde, waarop een grote druk zou komen te staan. Dat het latere provinciale project, de Zeelandbrug, dat uit deze gedachte ontstond, maatschappelijk gezien zeer rendabel zou blijken te zijn, behoeft geen cijfermatig bewijs. Zonder deze brug zou er nu nog geen goede verbin ding zijn tussen Schouwen-Duiveland en Midden-Zeeland! Verburg wees in 1 954 en 1 958 in twee boekjes over het Deltaplan niet alleen op de voordelen, maar ook op de gevaren van de recreatie. Hij bracht het ontwik kelingsproces dat Loosdrecht door maakte in herinnering. De schrijver Max Dendermonde, aldus Verburg, sprak over de „de naaktste stad te water", waar 20.000 stedelijke „bloterikken" 's zondags zeilend en dansend vertoe ven te midden van 5.000 kerkse men sen. „De gevolgen voor de jeugdvereni gingen kunnen schadelijk zijn, de aan dacht voor „fysieke cultuur" overdreven en het menselijke contacttussen vreem deling en plaatselijke neringdoende kan al te zeer ontbreken". Een juist beleid zal er op gericht dienen te zijn de ontwikke ling zoveel mogelijk in de hand te hou den. Velen hebben Zeeland lief om zijn stilte; met hun behoefte aan individuele ontspanning zal men rekening moeten houden, aldus Verburg. Hij becijferde overigens dat de opbrengst van het vreemdelingenverkeer in Zeeland in 1956 al twee maal zoveel bedroeg als die van de visserij of de fruitteelt. Dat het Deltaplan van fundamentele be tekenis zou zijn voor de Zeeuwse regio nale ontwikkeling werd al vroeg onder kend. De provincie Zeeland haakte hier met eigen complementaire plannen op in. In het regelmatig aangepaste „Sche ma Studieobjecten", opgesteld door de provinciale werkgroep Deltazaken (ook wel genoemd de Deltaboys) stonden niet alleen de recreatieplannen en de Zeelandbrug ingetekend, maar ook plannen voor nieuwe industrieterreinen, wegen en een vaste oeververbinding Westerschelde. Kijkend naar het Veerse Meer zijn op de kaart van het schema zeilbootjes te onderscheiden (zeilplan ken bestonden toen nog niet) en sterren voor recreatiecentra, maar ook een spoorlijn over de Zandkreekdam van Goes naar het noorden. Het Veerse Meer ontstond door uitvoe ring van het Drie-eilandenplan als on derdeel van de Deltawerken. Het eerste plan om een deel van de zeearm tussen deze eilanden af te sluiten - vooral in verband met landaanwinst - dateert overigens al van 1 20 jaar geleden! Een Zeeuwse commissie die in 1955 over dit plan rapporteerde pleitte ook voor een betere veerverbinding of dam van Noord-Beveland naar Schouwen-Duive land. Omdat de Veerse Gatdam en de Zandkreekdam nogal perifeer zouden komen te liggen, vond de commissie.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1986 | | pagina 8