HET ZEELAND VAN HANS WARREN Mario Moiegraaf Als medewerker en redacteur heeft Hans Warren jarenlang bijdragen ge leverd aan het Zeeuws Tijdschrift. Ter gelegenheid van zijn 65ste ver jaardag op 20 oktober 1986plaatsen wij artikelen van Ronald Rijkse en Mario Moiegraaf die verschillende fa cetten van zijn werk en persoon be lichten. De redactie wenst Hans Warren geluk èn voorspoed bij het werk. Het Zeeland van de dichters bestaat niet. Het is een land van de ziel. De wind en het water, het licht en de lucht - de dich ters horen en zien meer dan er in zit met warme heimwee in het oor en diepe weemoed op het netvlies. Hans Warren heeft vele malen verklaard dat zijn Zee land er niet meer is, wat impliceert dat het ooit wèl bestaan heeft. Hij bedoelt dat het land van zijn jeugd aan wat de vooruitgang heet werd geofferd. In zijn prozaboek Demetrios beschrijft hij hoe het zijn geboortegrond is vergaan: „De zeehonden en de bruinvissen zijn weg. Waar duizenden vogels nestelden en zeldzame planten groeiden verrezen een kerncentrale, fabrieken van Hoechst, Péchiney en Total, werden havens ge graven, en de plaats waar mijn geboor tehuis heeft gestaan is er niet meer, hoe raar dat ook klinken mag, die is verdwe nen bij een dijksverhoging." Het huis had bovenop de zeedijk in Bors- sele gestaan en bood uitzicht over het estuarium van de Westerschelde. „Wie in zo'n huis geboren wordt, móet wel een dichter worden", is wel eens opge merkt. Vlak in de buurt was het natuur gebied de Kaloot, ook verdwenen inder daad. Zeeland heeft in nog geen halve eeuw tijd zo vrijwel al zijn schatten prijs gegeven aan toerisme, landbouw en in dustrie. Er is geen dichterlijke nostalgie voor nodig om dat vast te stellen. Waarin Hans Warren verschilt van zo veel andere schrijvers die hun voorgoed voorbije jeugd betreuren is dat hij niet slechts met poëtische blik dat rijke Zee land heeft beschouwd. Hij heeft er heel zakelijk over geschreven in zijn talloze artikelen gewijd aan de Zeeuwse natuur. Deze stukken begonnen vanaf 1941 te verschijnen in bladen als in weer en wind, De wandelaar en De levende na tuur. Ze tonen hoe een scherp waarne mer Hans Warren is geweest vooral van het vogelleven én hoe een weelderige natuur Zeeland indertijd heeft gehad. Er is soms al een angstige toon in zijn be schouwingen te beluisteren: in 1943 verscheen in De levende natuur een stuk „Zal het Zuid-Sloe als natuurterrein ver loren gaan?" en in 1 948 publiceerde hij in In weer en wind „De Kaloot, een be dreigd natuurgebied". Warrens bange voorgevoelens zijn uitgekomen, maar het bederf van de natuur is veel sneller en ingrijpenderverlopen dan hij ooit had kunnen vermoeden. In 1941 ontdekte hij in de Calandpolder een in Nederland nog nooit eerder waargenomen plant: Convolvulus lineatus door hem van de naam Calandklokje voorzien. Het tijd schrift De levende natuur besteedde aan het geval in het nummer van 1 december 1941 de nodige aandacht. Joh. A. M. Warren zelf en de Leidse botanicus S. J. van Ooststroom droegen artikelen bij. De laatste eindigt met: „de Calandpolder is nog vrijwel terra incognita. Wie weet, of deze nieuwe vondst de verdronken polder bij de floristen nog eens in aan zien zal doen stijgen!". Die wens is niet uitgekomen, in Warrens gedicht „Ca landpolder" uit de bundel 't Zelve anders waarin hij het gelijknamige vers uit Pas torale becommentarieerde lezen we: „De Calandpolder bestaat niet meer", le der zal zich kunnen voorstellen dat zo'n vaststelling een bittere ondertoon heeft. Het ergst van al is wellicht dat de Ca landpolder en bijna alle andere Zeeuwse natuurgebieden nog vrijwel terra incog nita waren toen ze op de schop gingen. Bijna niemand wist welke rijkdom deze gebieden herbergden toen ze verdwe nen. Het iszoals Warren het zelf formuleert in het gedicht „Vernietiging" uit Tijd: wij vernietigden alles éér we kenden. De omvang van de misdaad is zo niet meer te peilen, maar dat het vernietigen van de natuur een misdaad is staat inmiddels vast. Voor Hans Warren is de aanslag op het Zeeuwse landschap zoveel geweest als een aanval op het land van zijn ziel. Wanneer we zijn artikelen over Zeeland uit de jaren veertig lezen is het alsof we op kaarten kijken van continenten die verzonken zijn. Maar het doet ons ook beseffen hoe pijnlijk voor hem een con frontatie met de eigen onherkenbaar ge worden streek moet zijn. Hij heeft de sleutel van een huis dat hij nooit meer zal kunnen betreden. Het Zeeland van Hans Warren is zo wil ik met dit alles maar zeggen voor een deel geënt op de realiteit. Desondanks is ook zijn Zeeland als een dichterlijke schep ping te ontmaskeren. De dichter zelf zet ons op het spoor in zijn bijzondere bun del 't Zelve anders uit 1975: zijn vroeg ste gedichten zoals opgenomen in zijn in 1946 verschenen debuut Pastorale voorzag hij van ironisch getoonzette te genhangers. Hij spot na dertig jaar mild met zijn vroegere ik: het verfraaiende idioom waarin hij schreef, het te roman tische beeld dat hij gaf van de liefde, de te paradijselijke schildering van de Zeeuwse entourage. De erkenning komt nu dat de in Pastorale opgeroepen idylle „de droom eens dichters" was, zoals het in de nieuwe versie van „Liggend in de zon" heet. Maar ook in 't Zelve anders wordt de schaduw die over de liefde tussen het meisje Sibylle en de dichterviel nog niet verklaard. Het blijft bij aanduidingen zoals in het vers „Baadster": „Dus zei ik heel tedere dingen, die je/misschien je leven lang hebt onthouden,/en schreef ik sierlijke, bevende verzen,/maar wat je wou dat ikdeed, dat deed ik niet". Nu be hoort Warren tot de selecte groep van auteurs die niet een aantal boeken schrijven maar aan een oeuvre bouwen. De gebeurtenissen die de achtergrond vormen van Pastorale en 't Zelve anders worden helder belicht in het eerste deel van zijn zo succesvolle Geheim dagboek. Daarin kunnen we lezen dat die liefde voor Sibylle onmogelijk werd door de homoseksuele geaardheid van de schrij ver. De verhouding mag veel problema tischer zijn geweest dan ons voorge spiegeld wordt in Pastorale, de natuur waarin de liefde speelt is in de poëzie niet veel weelderiger dan in de dagboek aantekeningen uit de periode 1942- 1944. Het Zeeuwse landschap blijkt echter niet het decor waartegen zich een volmaakte idylle afspeelt, het is veeleer het woeste land waarin de eenzame jon geman die Hans Warren heet zich thuis kan voelen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1986 | | pagina 32