het zeeland van hans warren 187 Herinnering maakt alles mooier en in het Geheim dagboek van latere jaren vindt dan ook een zekere idealisering plaats. In 1951 alshij nog steeds in zijn geboor teplaats woont komt hij tot deze liefdes verklaring: „Is ergens de zomer zo mooi, zo vertrouwd en heerlijk als aan de Schelde-oeversen onder het ruisend ge boomte van een oude Zeeuwse hofstee? Waar vind je een gemoedelijker, zange riger taal, een gemakkelijker omgang?". Van 1953 tot 1957 woont Hans Warren in Frankrijk. Ook dan is er soms sprake van heimwee. In het zesde deel van het Geheim dagboek kunnen we lezen over zijn terugkeer naarZeeland. Weemoedi ge jeugdherinneringen, nostalgische sentimenten krijgen soms de overhand. Het ideaal en de werkelijkheid zijn in de ze tijd echter al jaren van elkaar losge raakt. Het geliefde huis aan zee heeft hij na de oorlog moeten verlaten, in het tweede deel van het Dagboek wordt dat aangrijpend beschreven. Ook verder wordt zijn contact met de Zeeuwse na tuur veel minder innig, de sporadische tochten roepen mijmeringen op over het harmonisch bestaan dat hij vroeger in dit land kon leiden. Maar het wordt dui delijk dat dit rustige leven hem in deze periode niet meer genoeg is. Het losban dige Parijs, het woelige bestaan in de metropool gaat hem steeds meer trek ken. Als hij nog eens een bezoekje aan zijn geboorteland brengt - zoals in 1 954 - moet hij vaststellen: „Ik leef, zoals al tijd in Borssele, in afwachting". Dat Warrens gevoelens zo ambivalent zijn ligt in de aard van deze schrijver: hij be weegt zich voortdurend tussen uiter sten. Tussen uitbundigheid en verstil ling, tussen leven aan de zelfkant en le ven in zuiverheid, tussen het opwindend bestaan in de wereldstad en het saaie bestaan op het platteland, tussen het verkeren met jongensprinsen en het ver keren met echtgenote en kinderen, tus sen het zuiden en het noorden, tussen Arabië met zijn zengende profeten en de Delta met zijn klare luchten, tussen hy bris en vergaan en als we zijn thematiek tot de kern terug willen brengen tussen vreugde om de schoonheid en verdriet om het bederf. Het is in zijn poëzie zo niet ongewoon dat zich andere einders met de Zeeuwse horizon versmelten. De grote Griekse goden elk vereerd met een gedicht in De Olympos zouden zich ook in Zeeland thuis kunnen voelen. In de Schetsen uit het Hongaarse volksleven leren we even goed het Zeeuwse volksleven kennen. Op een Zeeuwse zomeravond kunnen we antieke taferelen beleven volgens het gedicht „L'age d'or" uit de in 1957 verschenen bundel Saïd. Dan is dus het Zeeland van Hans Warren een ander ge bied geworden dan u en ik het zien. In zijn Geheim dagboek raakte het niet door dichterlijke verbeeldingskracht aangeraakte Zeeland na het eerste deel snel uit het zicht. In zijn gedichten houdt hij de Zeeuwse sfeer van Pastorale lan ger vast. Met name de bundel Eiland in de stroom telt vele direct op Zeeland geïnspireerde verzen: „Juli aan de Scheldedijk", „Walcherse verzen", „Aan het Zuid-Sloe". Ook in dit opzicht schijnt het in 1 954 verschenen Leeuw lente mij een breuk toe. In het „Wat ik tot nu toe leefde liefhad schreef/was voorspel" verwijdert hij zich onder andere van die Zeeuwse impressies. In het vlak voor dien uitgekomen Vijf in je oog was hij bij wijze van afscheid nog één keer tot een synthese gekomen in „Thuiskeer in Zee land" - onbetwist het beroemdste ge dicht ooit over onze provincie geschre ven. Het vers is vanwege zijn prachtige klank, felle ritme en andere vormkenmerken al lereerst te waarderen als poésie pure. Zoals veel poésie pure is het vers vrijwel in één geïnspireerde roes tot stand ge komen. Zo leert raadpleging van het ma nuscript, althans van het schriftje met dichtproeven voorzien van het opschrift „Brouillons najaar 1 952" waarin „Thuis keer in Zeeland" is opgenomen. Alleen aan de slotstrofe is later nog gewerkt. Het vers was aanvankelijk onafgerond gebleven met: „Ik lig, en droom uw droom, ik kwam/Weer thuis, een kind, gij laat mij glijden/In deze blijde slaap". Later ontstond de gepubliceerde versie. Als datering geeft het handschrift: „fini 25 Sep 1952". Die datum slaat echter op de herziening. Als werkelijke dag van ontstaan dienen we 6 september 1952 aan te nemen omdat de omringende ge dichten „Voor de Afwezige" en „Voor een onbekende" van die datum zijn voorzien. Het Dagboek informeert ons niet over het ontstaan van het gedicht, maar wel vertelt het dat Warren inder daad eind augustus thuiskwam in Zee land na een reis. De grote formele kwaliteiten van het ge dicht mogen ons de ogen niet helemaal doen sluiten voor de betekenis. „Hart van mijn land ik ben terug" is de ope ningsregel en we moeten die letterlijk nemen. De dichter is terug in zijn land en bevindt zich in het geografische hart daarvan: Zuid-Beveland. Het vers werd geconcipieerd aan de Zwaakse Weel - de mooie en overigens niet aangetaste omgeving daar, ook dat kan men in „hart van mijn land" lezen vormt de essentie van zijn ideeën over Zeeland. De „ik" legt zich neer „in 't bruidsbed" van de Zeeuwse vegetatie en wordt bewust „van onze eenheid van geluid". Het mo tief van de versmelting van „ik" en het land bereikt een hoogtepunt in de laat ste strofe: „Ik lig, ik ben terug, ik droom/ uw dromen in een blijde schemer;/ ik werd weer kind, ik werd een boom,/een plant, een lied, een stukje hemel". De dichter voelt zich dus niet alleen thuis in Zeeland, hij heeft de ervaring op te gaan in dit land van zijn jeugd. Het is een te rugkeer naar het pure bestaan, uit een voudige elementen als bomen, planten en hemel opgebouwd. Bij zijn definitieve thuiskeer naar Zee land zoals beschreven in Geheim dag boek 1956-1957 hoopt hij op sommige momenten dat deze sensatie weer zijn deel zal worden. Enkele maanden voor hij uit Frankrijk weggaat noteert hij in de superieure en bevlogen stijl die we van dit journaal gewoon zijn: „De lucht van door hoeven vertrapte modder achter een hek in een weiland, of langs een boerderij, de slaapgeur van papavervel- den in deavond, de zilte slikken langsde Westerschelde, de zeevogels. Warm avondlicht over korenvelden, de koe koek roept - hoe mis ik het, daar wil ik wel naarterug, daar hoor ik bij, dat heeft deel aan me." Het zelf gecreëerde Zeeland heeft hem hier voor het werkelijke Zeeland ver blind. Op andere momenten beseft hij dat de door de woningnood in Frankrijk noodzakelijk geworden terugkeer iets van een capitulatie heeft. De daadwer kelijke confrontatie wekt nog even wee moedige overwegingen, verlangen naar „het goede en eenvoudige water waar aan ik werd geboren". Maar de harde cij fers laten zien dat de terugkeer aller minst bevruchtend op zijn poëzie heeft

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1986 | | pagina 33