het zeeland van hans warren
188
gewerkt. Er zijn uiteenlopende oorzaken
voor aan te voeren, het blijft evenwel een
feit dat na Said in Warrens loopbaan als
dichter een lange stilte valt. Hij heefteen
tijdlang aangenomen dat zijn dichterlij
ke inspiratie volledig gestremd was. Pas
in 1969 zet een werkelijke opleving in
met Tussen hybris en vergaan.
Vele van de gedichten die hij sindsdien
schreef behoren tot de geraffineerdste,
verrassendste en ontroerendste die ik
ken. Zijn poëzie ademt steeds de para
doxale geest van wat hij in een gedicht
noemde „zo lang het duurt een eeuwig
heid gelukkig". Het is een aantrekkelijke
bijkomstigheid dat ook recenter dicht
werk bijvoorbeeld de bundel Behalve lin
de, tamarinde en banaan tegen de ach
tergrond van reeds gepubliceerde dag
boeken een in de literatuurgeschiedenis
zeldzaam reliëf krijgt. Maar voor Zee
land, althans een rechtstreeks benoemd
Zeeland, is voortaan niet veel meer dan
een bijrol weggelegd in zijn gedichten.
Het Zeeland van De Olympos en Schet
sen uit het Hongaarse volksleven sche
mert immers alleen tussen de regels
door. De schaarse verzen met een
Zeeuws tintje zoals „Aan de Wester-
schelde", „Aan de Banjaard", „In Vlissin-
gen" hadden evengoed in een ander de
cor kunnen worden geplaatst.
Behalve zijn poëzie en zijn dagboek pu
bliceerde Hans Warren ook proza. In
1975 verscheen de korte roman Steen
der hulp en verschillende besprekers
herkenden de Zeeuwse achtergronden
van het in de oorlog spelende drama.
Steen derhulp ontstond al lang voorver-
schijnen onder de titel De hoop in de toe
komst. Demetrios uit 1976 waarin ook
verschillende oude verhalen werden
verwerkt is een prozaboek waarin de
zucht naar tegenstellingen een climax
bereikt. Verlangen naar zuiverheid
wordt afgewisseld met hang naar per
versiteit. Theatraal spel met zoeken naar
de diepste waarheid. Er wordt gedraald
tussen de rijkdom van de culturele tradi
tie en de platheid van het hedendaagse
leven. Tussen dit alles door gaat de au
teur op zoek naar zijn Zeeuwse jeugd.
Hoe komt het dat de sleutel niet meer
past? Omdat de deur nooit heeft bestaan
doch door de dichter bedacht is. Maar
niet minder omdat het huis door ons is
gesloopt. In Warrens gedicht „Herden
ken" is het omhakken van een oude ker
senboomgaard symbool voor het ver
nietigen van liet landschap: „Een jaar
verstreek. Wie ziet de wond/nog in dit
landschap? Velden uien/waarover een
vliegtuig verdelgingsmiddel sproeit,/de
merels sterven in vergeelde dode slo-
ten./Hoe vindt een dichter hier een stem,
en als hij spreekt,/zal het een taal zijn die
ik graag beluister?". Daarom ongeveer
voelt Hans Warren zich thuis zo ont
heemd.
„Bij Marathon".
Eens droomde Hippias, Peisistratos zoon,
dat lnj zijn eigen moeder Iiad bezeten.
Een oude kerel was lnj al, doodlijk vermoeid.
En aldus duidde lnj de droom: nu zou
liij naar Atliene, moederstad, weer kunnen keren,
de maclit lieroveren, er later
sterven, lioogkejaard
E)aags daarna, volle maan, wees lnj de Perzen
de weg naar WLaratkon en stelde ken daar op.
Hem overviel eennieskui.Van zijn tanden,
los door de ouderdom, sclioot één m t zand
en koe lnj zoekt, lnj vond kern niet terug.
Weer kij zijn metgezellen sprak lnj, diepbedroefd:
Dit land is niet liet onze, nimmer zullen
we ket veroveren. Het enig stuk dat ik kek,
liet is mijn tand die ket m bezit nam
De slag kij jVkaratkon. Herakles keilige grond.
En ieder blijft maar zoeken m ket zand
naar ded oor Hippias verloren tand.