van „pastorale" tot „bij marathon" 191 en de herinnering aan de afwezige ge liefde. Eveneens laat zich hier het man nelijke van deze geliefde nu herkennen als een voorafkondiging van het homoë- rotische. Het romantisch-idealiserende van de arcadische Pastorale is verdwe nen en onmacht en verdriet om het te kort en het besef van pijn en herinnering als overblijfsel van het samenzijn treedt er voor in de plaats: „Want onze levens vloeien, doelloze rivieren./tesamen en uiteen, en ter vertroosting wijzen/we el kaar de zon en een roofvogel op het moeras./Straks is ook dit voorbij, ver vaagt het tot verleden./Dan weet er nie mand meer, hoe hunkerend het was,/ waar wij naar luisterden, wat wij elkaar vertelden./en dat het voorjaar was, met bloemen in het gras." (V.G. 108). - Vijf in je oog. Amsterdam 1 954. Deze bundel lijkt een balans op te maken van wat voorbij is. Zeeland blijft trekken als thuishaven voor de onrust: „Hart van mijn land ik ben terug/in 't waaien van uw volle zomer,/lig lui en languit op mijn rug,/weer thuis en nog dezelfde dro mer." (V.G. 124), maar in deze bundel weerspiegelen zich ook de reiservarin gen naar zuidelijker streken. Hierbij valt op een bevrijding uit het traditionele, een vormvernieuwing vindt plaats in woordkeus en beeldspraak, een explosie van beelden treedt op. De invloed van de dichter en essayist Paul Rodenko zal hieraan niet vreemd zijn: „Je voert me de dood met het stenen gezicht/van een geisha./De duiven pikken cocaïne uit ons hart/wij zijn toch de goden van Ram- sa/blootvogeltje is het karekietje." (V.G. 137). - Leeuw Lente. Amsterdam 1954. We zijn nu beland in een onstuimig experi menteel avontuur, een orgie van beelden en stadsimpressies, de neerslag van zijn Parijs verblijf. De uitstraling van de Vijf tigers is aanwezig. Er wordt afstand van vroeger werk genomen, een punt achter het verleden gezet: „Wat ik tot nu toe leefde liefhad schreef/was voorspel. Sonnetten oldfinish/sonetten bieder meier, schim van Poot,/verzen als inge regen vrouwen met/hectische blossen van cavalier Watteau-" (V.G. 1 57). Ook in deze bundel is opvallend het exotisme en de verwijzingen naarvreemde landen en culturen. Warren wordt nu geken schetst als een „late loot aan de experi mentele stam". - Saïd. Den Haag 1957. Een periode van toenemende versobering treedt op. De vrije versvorm wordt behouden maar de beeldspraak wordt soberder en lijkt de exotisch geïnspireerde levensroes aan banden te leggen. Centrale thema's zijn nog steeds de natuur en de geliefde. Het erotische element, met name de ho mofiele erotiek, treedt sterk naar voren en enig moreel oordeel daarover wordt afgewezen. De ervaring van de schoon heid gaat nu directer samen met het be sef van vergankelijkheid: „Op heel dat li chaam stond geen straf./Het had de kleur van vallend blad/de veerkracht van de varenstelen;/verblind door tranen door de hemel/waad ik door tunnels en klaroenen/van vocht van blij versplin terd koper/de stad toe waar je ligt be vroren/in de damasten groeve van je bed/om je nog eenmaal zo te strelen." (V.G. 213). Naar aanleiding van deze bundel noem de Rodenko Warren „een van onze be langrijkste en origineelste moderne dichters". - Een roos van Jericho. Amsterdam 1 966. Na een periode van bijna 1 0 jaar verschijnt deze bundel, waarin slechts 8 nieuwe gedichten staan naast 20 ou dere. Misschien zullen de dagboeken uitwijzen waarom Warren zo lang ge zwegen heeft. De versobering zet door. Het echte experiment is nauwelijks nog aanwezig terwijl het homoërotische zich steeds explicieter manifesteert: „In de spiegel week een deur open./Men zag daardoor een zaal, en daarin/wegschrij- dend de gestalte van een jongen./Even waren het glanzend haar,/de schouder bladen in het strakke shirt/en 't zomers dons over de lange benen/vrijelijk zicht baar." (V.G. 259). Deze regels komen voor in het gedicht getiteld Kavafis! - Tussen hybris en vergaan. Den Haag 1969. Met deze bundel kun je van een „eigen" vorm van de dichter spreken. In deze bundel wordt zijn verlangen naar schoonheid en liefde meer dan ooit ge projecteerd tegen de achtergrond van de oude beschavingen uit Griekenland en Azië. Parallel hieraan loopt de relati vering en ironisering van de poëzie: „En herinnert u zich de knie/waarop Pinda rus stierf? De kraanvogels van Ibykus/ die eeuwig in 't azuur boven het spel/ hun teken trekken, en de rappe halkyo- nen/die Alkman aanriep toen hij, oud ge worden,/van honingzoete zangeressen droomde?" (V.G. 268) en „Hoe jammer, verzucht Corydon, dat bijna alle jonge dichters/zo lelijk zijn. Ze komen aan om bijstand/met mappen vol slordig getyp te verzen/en brengen soms hun mignon mee op zicht/die helaas niet veel beter blijkt./Te veel haar, of vies, en eeuwig een bril,Daar zitten we weer eens/ met laden manuscripten, wanhoops brieven/en lelijkerds die stotteren en zweten/van zenuwen. Breng hen aan het verstand/dat al dit pogen maar gestum per is,/dat de kadettenschool, het strand/en de muilezelpaden gonzen van poëzie(V.G. 269). Het is een van zijn betere bundels vanwege de sobere een voud en de oprechtetoon, onverhuld ho mo-erotisch op de dichter zelf betrok ken. De tijd is er waarschijnlijk rijp voor. Reve had zijn Nader tot U al gepubli ceerd. - Schetsen uit het Hongaarse volksle ven. Amsterdam 1971. De gevoelens worden meer en meer op een afstand gehouden. Ze worden als het ware ver borgen achter een trefzekere parlando- stijl en een grotere inbreng van de anek dotiek. Deze bundel, geschreven na een reis naar Hongarije, geeft precies wat de titel voorspelt: schetsen. De duidelijk aanwezige belangstelling voor het bui tenleven en de natuurkomen hierin sterk naar voren. Het is prozaïsch-anecdo- tisch met kleurrijke en sfeervolle tafe reeltjes. - Verzamelde gedichten 1941-1971. Den Haag 1972. Deze bundel bevat de tot nu toe verschenen bundels: verder werd de niet afzondelijk uitgegeven bundel Oorzaak en gevolg opgenomen. - De O/ympos. Amsterdam 1 973. Deze bundel bevat behalve de cyclus De Olympos een keuze uit de op de oudheid geïnspireerde gedichten uit de Verza melde Gedichten. Naast deze editie ver scheen er bij uitgeverij DenBoer te Mid delburg in 1973 een tweede verminder de druk, die uitsluitend de cyclus De Olympos bevat. Hiervan verscheen ook een bibliofiele editie in 50 exemplaren. De cyclus De Olympos bestaat uit 1 2 ge dichten die elk een antieke godheid als onderwerp hebben. En is een heen en weer gaan tussen natuur en cultuur, ver rukking en wanhoop, poëtische taal en praattaai. Het zijn mooie poëtische iden tificaties met Griekse goden en godin-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1986 | | pagina 37