een plan voor de bejaardenoorden 158 catie worden vastgesteld dat de decen tralisatie van het rijksbeleid zich op de diverse terreinen in ongelijke mate heeft voltrokken. In zo'n toch wel chaotisch te noemen situatie wordt van een ordenen de functie van planning bijzonder veel gevraagd. Het Plan bejaardenoorden is het eerste dat sinds de decentralisatie van het rijksbeleid ter zake voor de provincie zal gaan gelden. In een nota met uitgangs punten hebben gedeputeerde staten eerst een aantal doelstellingen vastge steld naast wenselijkheden, richtlijnen en aanwijzingen. Daarnaast is het het rijk dat met name (beperkte) financiële middelen beschikbaar stelt voor het be heer en uitvoerend werk en daarmee het kader bepaalt waarbinnen het plan kan worden opgesteld. Onzekerheden aan gaande de jaarlijkse financiering be paalden verder vooral de aard van het plan: het wordt een indicatief plan ge noemd. Bovendien is de reikwijdte van de bevoegdheden van de provincie be perkt en minder uitgebreid dan die van de inhoud van het plan. Ten aanzien van het gecoördineerd ouderenwerk bij voorbeeld fungeert de provincie slechts als een „doorgeefluik" van financiën en berust met name de verantwoordelijk heid voor coördinatie van voorzieningen op het plaatselijk, respectievelijk regio naal niveau. Kruiswerk en gezinsverzor ging vallen voorts niet onder de be voegdheden van de provincie maar van het rijk. Ook met betrekking tot de on derlinge afstemming van bijvoorbeeld verzorgingstehuizen en verpleeghuizen bezit de provincie geen strikte bevoegd heden om één breed geïntegreerd beleid te plannen. Nu ziet de bestuurspraktijk er gelukkig wel wat anders uit dan de formele structuur! Een terrein waarop zich dat in onze provinie duidelijk mani festeert is het onderwijs gebleken: waar formele bevoegdheden ontbreken of te kort schieten blijkt het zeker voor de provincie mogelijk om invloed uit te oe fenen. Deze invloed lijkt zeker óók mo gelijk op het terrein van het ouderenbe leid. De mate van invloed zal echter wel méér afhankelijk zijn van een goede on derbouwing van ideeën en voorstellen dan van politieke overtuigingskracht. Een goede onderbouwing kan meer be reiken op grond van regelmatig plaats vindende wetenschappelijke analyses van de feitelijke ontwikkelingen die in de werkgebieden van de uitvoerende in stellingen plaatsvinden. Het belang van onderzoek op dit terrein hebben provin ciale staten al eerder erkend, gelet op hun steun aan het onderzoek dat resul teerde in het rapport „Oud en zelfstan dig". Dit rapport nu, aangevuld met een schat van nieuwe verzamelde en ganaly- seerde gegevens, vormen de weten schappelijke onderbouwing van het Plan bejaardenoorden. Substitutie De essentie van het Plan bejaardenoor den is gelegen in de conclusie, dat ver vanging (substitutie) van een deel van de intramurale voorzieningen mogelijk en gewenst is door extramurale voorzienin gen. Deze conclusie is gebaseerd op een maatschappelijke kosten-batenanalyse waarbij zowel maatschappelijke kosten als de mate van zelfstandigheid van be trokken gebruikers van de onderschei den sectoren vergeleken zijn. Het verlies van zelfstandigheid is het sterkst als men verhuist van zijn woning die men tot dusver zelfstandig bewoonde naar een intramurale voorziening (verzorgingste huis, verpleeghuis). Ook als men ge noopt is later nog eens te verhuizen van een verzorgingstehuis naar een ver pleeghuis levert men doorgaans nog maals een belangrijk restant van zijn zelfstandigheid in. Op dit aspekt kom ik later nog terug. Op grond van bovengenoemde conclu sie wordt in het plan, ondanks de te ver wachten toename van hoogbejaarden die doorgaans meer zorg behoeven, dui delijk gekozen voor niet-uitbreiden (doch voorlopig wel handhaven) van de bestaande (of binnenkort nog te realise ren) totale capaciteit van verzorgings plaatsen. De categorie bewoners van verzorgingstehuizen die relatief weinig zorg behoeft zal als gevolg daarvan in de komende jaren derhalve verder plaats maken voor de categorie méér zorgbe- hoevenden. (Om misverstand te voorko men: het betreft categorieën en geen in-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1986 | | pagina 4