een plan voor de bejaardenoorden 159 dividuele bewoners, het is een proces dat zich uitstrekt over enige jaren en er vindt als regel geen terugverhuizing plaats van mensen die weer zelfstandi ger zouden gaan wonen). De vrijkomen de plaatsen in de verzorgingstehuizen zullen vermoedelijk hard nodig zijn, ge let op het toenemende aantal hoogbe jaarden dat méér zorg relatief het mees te behoeft. Alleen als de vervanging van de uitbreiding van intramurale capaci teit door extramurale voorzieningen méér dan voldoende zou zijn, kan het verantwoord worden geacht ook oude ren (te blijven) op (te) nemen die (nog) relatief weinig zorg behoeven, inplaats van capaciteitsverlaging. De substitutie is in hoge mate afhanke lijk van de feitelijke beschikbaarheid van alternatieve mogelijkheden zoals: aan leunwoningen (woningen voor zelfstan dige bewoning bij een verzorgingste huis, voorzien van alarmeringssystemen en andere eventuele hulpmogelijkhe den), bejaardenhulp (in het kader van de gezinsverzorging), kruishulp (wijkver pleging), dagbehandeling in een ver pleeghuis, dagverzorging en tijdelijke opvang in een verzorgingstehuis en war me maaltijdvoorziening. Ten aanzien van het beleid aangaande deze extramu rale voorzieningen heeft de provincie nagenoeg geen formele bevoegdheden, maar wél invloed. Aangezien het hele substitutie-proces de crux te noemen is waar het in wezen om gaat, is het van groot belang op een overtuigende wijze deze invloed te doen gelden. In het over leg met deze sectoren, belangrijk onder deel van de planning (de voorbereiding van de beleidsuitvoering en verdere in vulling van het plan) zal naar mijn me ning de gezamenlijke taak (een adequa te hulpverlening aan ouderen die deze hulp behoeven) bewust als hoofddoel moeten gelden. De individuele belangen van een provincie, een gemeente, een in stelling zullen minder zwaar wegen dan het leveren van zijn bijdrage aan een ge zamenlijk te bereiken resultaat. In deze samenwerking zal men tevens van een gezamenlijk gebruik van een onafhanke lijke wetenschappelijke analyse van on derzoeksresultaten naar mijn verwach ting meer resultaat kunnen verwachten dan van politieke argumenten die niet algemeen worden aanvaard. Door mid del van planningsovereenkomsten zou de samenwerking bovendien een min der vrijblijvend karakterverkrijgen. Wei nig dingen worden tegenwoordig van zelfsprekend aanvaard en het kan geen kwaad zichzelf en anderen in herinne ring te brengen waar je mee bezig bent. Bovendien verschaffen planningsover eenkomsten wellicht wat meer legitime ring aan het planningswerk. Beeldvorming verandert Er bestaat een hardnekkige beeldvor ming aangaande de verzorgingstehui zen, in die zin dat men in de veronder stelling verkeert dat vroeger de bejaar den in overwegende mate in een „rust huis" of „pensiontehuis" terecht kwa men. Men hoeft echter maar een sta tistiek op te slaan van 10-15 jaar gele den en men zal zien, dat zelfs mensen van 90 jaar en ouder toen niet eens in overwegende mate in zo'n instelling ver bleven. En dat is vandaag de dag nog steeds niet het geval, integendeel: een steeds kleiner deel van de ouderen ver blijft nog in een intramurale instelling. Wat wél in de laatste 10-15 jaar is ver anderd, is de leeftijdsopbouw van de be woners in de tehuizen. Deze is namelijk sterker vergrijsd dan de oudere bevol king in hetalgemeen. Deze vergrijzing in de tehuizen betekent een toenemende verzorgingsbehoevendheid van de be woners aldaar en een sterker accent op intensieve verzorging. In principe kun nen alle verzorgingstehuizen, op weg naar intensieve verzorging, in de komen de jaren ver of minder ver gaan. De ont wikkeling tegenhouden lijkt mij evenwel onmogelijk. Uit een analyse van de zo genaamde meerzorg die in de tehuizen wordt geboden (dit is de aard en de hoe veelheid zorg die boven de gebruikelijke basiszorg geboden wordt) blijken grote verschillen per bewoner en tehuis. In sommige tehuizen verblijven al veel be woners met een relatief grote hulpbe hoefte, elders is het deel van de bewo ners dat zich, al dan niet met enige huis houdelijke verzorging, nog wel kan red den hoger. Ook landelijk laat de statis tiek opmerkelijke verschillen zien: in de provincie Zeeland is deze laatstgenoem de categorie bewoners wat méér verte genwoordigd dan elders. Dit verschil verklaart overigens niet de relatief gerin ge omvang van de personeelssterkte in de tehuizen: deze is namelijk in Zeeland het laagst van alle provincies (36 per 1 00 verzorgden). Een verhoging van de

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1986 | | pagina 5