„DIT GAAT DE ARP ALLE BOERENSTEMMEN KOSTEN De Anti-Revolutionaire Partij en de Staatkundig Gereformeerde Partij in de verkiezingen van 1946 op Walcheren Jan Zwemer Zoals voor vele wereldburgers van zijn leeftijd bestaat voor de oudere Walcher- se plattelander de geschiedenis uit twee delen: vóór en na „d'n oorlog". In tegen stelling tot elders gebruikt men ook een tweede term: voor en na ,,'t waeter". Bezetting, inundatie, oorlogsnood en bevrijding trokken een streep door aller lei verhoudingen, niet in de laatste plaats door de sociale verhoudingen. Rijk en arm bukten onder hetzelfde leed en het water zette de gezeten boeren stand op haar plaats. Of deze breuk ook in de politieke verhoudingen weerspie geld werd, is minder duidelijk. In ieder geval in 1946 hernamen de oude poli tieke partijen hun posities. Het onder werp van deze uiteenzetting is het stem gedrag ter rechterzijde, met name de confrontatie van de orthodoxe zuilen partijen ARP en SGP. Wie nu denkt dat de houding van „ge reformeerden" en „zwaren" tegenover de bezettende macht - of tenminste het effect van die houding - te berde ge bracht gaat worden, komt bedrogen uit. Naar die houding zelf is geen onderzoek verricht') en voor enig effect ervan op het stemgedrag bestaat geen enkel be wijs. In politicis ging men ten naasten bij verder waar men in 1940 opgehouden was, na de crisis van de jaren dertig. Piet Meliefste Eén van degenen die in de loop van die crisis de Zeeuwse politieke wereld had leren kennen, was Piet Meliefste, in 1 945 aangezocht voorde noodgemeen- teraad van Middelburg en fel anti-revo lutionair. Geboren in 1901 als landar- beiderszoon had hij als boerenknechtje - later werkte hij bij de Vitrite - de chris- telijk-sociale beginselen ontdekt, was CNV-lid geworden en streefde sindsdien verbeten naar wat hij als ideaal zag: de maatschappij van het overleg. Overleg tussen werkgever en werknemer, boer en arbeider was in de crisisjaren lang niet geaccepteerd op het Walcherse platteland, maar Meliefste had doorge zet en maar liefst op negen dorpen een oprichtingsvergadering geleid van een afdeling van de Nederlandsche Christe lijke Landarbeidersbond. Hetverhaal dat hij veel later vertelde over zijn kandi daatstelling voor de Statenverkiezingen van 1946 vormt het uitgangspunt van dit artikel. Pieter Meliefste (1 901 -1 985). „Door mijn lidmaatschap van de nood- gemeenteraad kwam ik automatisch op de officiële kandidatenlijst voor de AR- fractie van de Zeeuwse Provinciale Sta ten, want die zou helemaal vernieuwd worden. Ik zou in elk van de zeven Zeeuwse Statenkieskringen nummer twee zijn en de nummers één mochten de districten zelf bepalen. De eerste van elke lijst in een district kon gekozen wor den, maar de nummers twee en verder waren maar wachtkandidaten 2). Zo zette het provinciale Comité van de ARP de CNV-er Meliefste op een onver kiesbare plaats. Maar er had zich meer afgespeeld: in februari 1 946 liet het co mité vanuit Goes de Statenkieskringen weten dat men het beter vond om in alle zeven kieskringen met een en dezelfde lijst uit te komen in plaats van met zeven verschillende. Men wilde uit elke kies kring één vooraanstaand ARP-er op de verkiesbare plaatsen één tot en met ze ven om de „Statenclub" beter „naar be hoefte" samen te stellen3). De kiesvere nigingen kwamen daar echter tegenop. Zo vond Koudekerke dat de groslijst voor de Staten kandidaten - ook maar al vast door „Goes" opgesteld - te eenzij dig vastgesteld was en dat de kiesvere nigingen daar net als vroeger namen voor moesten leveren4). Het ondemocratische initiatief werd te ruggedraaid en de Statenkringen moch ten zelf een groslijst opmaken. De kies kring Middelburg deed dat op 1 6 maart, waarbij de namen van de adspirant-kan- didaten door de kiesverenigingen wer den aangebracht. Na stemming voor de elf plaatsen op de groslijst, bleek de Middelburgse wethouder J. W. Kögeler de meeste punten (251) verzameld te hebben, Piet Meliefste was met 237 punten tweede5). Die groslijst was naar Goes gegaan en daar was toen die merk waardige beslissing gevallen. Het woord is aan Meliefste: „Al de zeven Walcherse kiesverenigin gen hadden die opdracht - ik nummer twee - aanvaard. Maar op een keer ko men ze de stemmen opnemen inde kies kring Middelburg en ze konden niet tot overeenstemming komen. Middelburg wilde wethouder Kögeler op de eerste plaats, Grijpskerke Piet Ton en Gapinge een Wattel. En toen de punten opgeteld waren bleek dat ik volgens het punten systeem nummer één gekozen was. Toen zat ik 's avonds thuis en dan kwam Piet Cornelisse vanuit Goes naar me toe. Of ik afstand wou doen: „Dit gaat de ARP alle boerenstemmen kosten van Oostka- pelle, Aagtekerke en die omgeving. Die weigeren op jou te stemmen, want jij bent de rooie socialist, die propaganda maakt voor de landarbeiders." Na hem kwam dr. Huizinga, de voorzitter van de AR-Middelburg: „Het is zo wel officieel verlopen, maar dit kost stemmen. Denk er maar over na." Toen zeg ik tegen mijn vrouw: „Ja, terwille van de partij... Ik heb als kind moeten zien dat mijn vader opzij gegooid werd als een ouwe rotte machine en er werd niet meer naar om gekeken. Ik heb gezien dat mijn moeder zonder meer in de steek werd gelaten omdat het maar een lastigfiguurwasom voor een weduwe te zorgen. Nou komen ze vragen of ik terwille van de partij, die toch ook weer als een afgod gezien wordt, maar weer opzij wil gaan. Ik neem plaats op de zetel van de Provinciale Sta ten en ik zal daar het eerherstel van mijn vader behalen ,"6)." David Kodde Angst voor stemmenverlies beheerste dus de Zeeuwse AR-top. Verlies van boerenstemmen, maar aan wie? Die conservatieve boerenstemmen, zo had men Meliefste toegevoegd, zouden „naar Kodde gaan". Naar David Kodde (1894), landbouwer en burgemeester

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1986 | | pagina 16