EEUWIGE WISSELING EN HET STREVEN NAAR HARMONIE (I)
Een schets van Mies Eiout-Drabbe 1875-1956)
door Francisca van Houtum-van Vloten
„De mensch heeft den drang tot geluk als spoorslag tot al zijn dadenGe/uksdrang in
zijn diepste wezen is drang naar eenwording met de Al-ziel, is identiek aan Gods-
veria ngen. Het is het heimwee dat ons aHen gevangen houdt.A/ie daden zijn een
gevolg van dien drang naar gelukEen dichter, een prediker,een moordenaar,
allen volgen zij den drang naar geluk.Zij die zich bewustzijn van het wezen van dien
drang, zij die zich rekenschap geven van de goddelijkheid van dien dwingende kracht,
zij zullen tot de verheven daden gedrongen worden. En de anderenvergissen zich en
zoeken, zoeken op doodloopende wegen, vinden het geluk niet, want zij voelen den
ge/uksdrang niet a/s verlangen, maar als begeerte.
Hoe het komt, waarom de eene mensch het goddelijke verlangen als de zuivere impuls
tot zijn daden voelt en de ander hopeloos verstrikt en gevangen is in de begeerte - ik
weet het niet en niemand zal dit kunnen oplossen.
Maar a/s onomstotelijke waarheid voel ik, dat het verlangen tot de liefde voert en de
begeerte naar de haat. Of anders gezegd, het verlangen leidt tot het geluk en de
begeerte tot het ongeluk.
In elke daad schuilt een tweeledigheid. De zuiverste liefde heeft wel iets van
begeerte: er is altijd wel als gif een druppel ijdelheid binnen gedrongen, in de edelste
gedachten. Maar het bewust beschouwen van al onze daden zal ons wel langzaam
aan zuiveren van het gif der begeerte.
Ik bedoel natuurlijk niet met begeerte „zinnelijkheid" - maar dat wat naar zich zelf toe
groeit. Liefde is geven en begeerte is graaien.
Liefde is waar alles heen wijst. Waar liefde is heeft het Godsverlangen, onze heimelijke
ge/uksdrang zijn bevrediging.
Mies Eiout-Drabbe
Mies Eiout-Drabbe, geboren in de
1 9e en gestorven in de 20e eeuw,
was in een voortdurend veranderen
de wereld steeds op zoek naar de
harmonische samenhang der dingen
en in „das Ding an sich" naar de kern
van schoonheid die er in moest
schuilen.
Elk verschijnsel vloeide weer uit een
ander verschijnsel voort, alles had
zijn samenhang: haar leven en werk
dragen dan ook de sporen van de
(culturele) ontwikkelingen van de
1 9e en de eerste helft van de 20e
eeuw.
Tijdsbeeld
wie oud geworden is in déze
eeuwdraagt in zijn denken vele eeu
wen mee. Gelaagd is hij, gelijk een
bergwand is, en heeft, eenzaam, van
die gelaagdheid weet
schreef Ida Gerhardt in 1971.
Hoezeer moet dat niet gelden voor een
kunstenares die in een voor de kunst zo
belangrijk tijdperk werd geboren, die
volwassen werd in de 1 9e en oud in de
20e eeuw!
De 19e eeuw immers, zou men kunnen
omschrijven als de eeuw van de verbro
ken structuren, de eeuw van de vele
stromingen als gevolg van het „zelfstan
dig" worden van het geestes- en ziele-
leven.
Beperken we ons tot de kunst, dan valt in
de eerste plaats de veranderde positie
van de kunstenaar op: waren kunste
naars eeuwenlang beschermelingen ge
weest van geestelijke en wereldlijke
machthebbers, na de Franse revolutie en
het Napoleontische tijdperk raakten zij
aangewezen op een nieuwe opdracht
gever: de burgerij. Tentoonstellingen
werden openbaar: de burger kon schil
derwerken bekijken en kopen. De dag
bladpers was in opkomst en hield zich
onder meer met kritieken bezig.
In het begin van de 1 9e eeuw kwam de
tegenstelling tussen de niet aan de heer
sende smaak voldoende kunstenaar en
de burger scherp naar voren, aan het
einde van de eeuw was zij volkomen.
De industriële revolutie was een van de
belangrijkste oorzaken van de opkomst
van de burgerij geweest; mèt de voort
schrijdende technische ontwikkeling
groeide de burgerlijke moraal. De kun
stenaars die niet aan die moraal beant
woordden, kwamen in een isolement te
recht, waaruit zij trachtten te ontsnap
pen door elke binding met de maat
schappij te verbreken (zo ontstond het
l'art pour l'art-principe) of juist door die
binding te versterken (zoals de Engelse
Prae-Rafaëlieten met hun heimwee naar
het middeleeuwse maatschappelijke
gildensysteem). Een andere uitweg
vormden de religie en de mystiek. Kun-
stenaarsverbanden ontstonden, schil
ders, dichters en schrijvers zochten con
tact met elkaar, binnen en buiten hun
landsgrenzen.
De burger intussen, bleef de gezapige
burger en ook dat zou zijn invloed heb
ben op de kunst.
De heersende geestesstroming in de
18e eeuw was de uit de Renaissance
Mies Drabbe op ca. 20-jarige leeftijd.
Foto: C. W. Bauer
voortgesproten Verlichting - de stro
ming die als basis had een onbeperkt
vertrouwen in het door de ratio geleide
menselijk kunnen. Een groot vertegen
woordiger van deze richting was Rous
seau (1712-1778), maar toch was hij
het ook die de aanzet zou geven voor de
hier weer uit voortgekomen richting: de
Romantiek. Tijdens een verblijf op een
eilandje in het Zwitserse Bielermeer
overvielen hem gevoelens, die wij nu