eeuwige wisseling en het streven naar harmonie 226 dat wel werden, werd hun vaagheid ver weten. Aan Monet's schilderij "Impres sion, so/eil levant" (1874) dankt deze richting haar naam. „Les impressio- nistes", zei men spottend - zij die „alleen maar" een indruk van de natuur gaven. Delaunay (1 885-1 941zou het Impres sionisme in 1912 omschrijven als „de geboorte van het licht in de schilder kunst De naam Neo-impressionisme werd in 1 886 voor het eerst gebruikt: de criticus Félix Fénéon duidde hiermee nieuwe en naar hij meende betere impressionisten aan. Door een beheerste schildering van kleuren in kleine, regelmatige stippen in plaats van spontane „vegen" zou een helderheid van vorm met een duurzaam aspect worden verkregen - een „synthe se", die „de authentieke werkelijkheid" weergaf. De nieuwe richting beschouwde zichzelf als „wetenschappelijk". Zij koos de wet ten van licht en kleur als basis. Dit was immers de tijd van de door de natuurwe tenschap aan het licht gebrachte kleu rentheorieën. (Ook Goethe hield zich daar al mee bezig!) Belangrijke verte genwoordigers van deze richting zijn Seurat (1859-1891), Signac (1863- 1 935) en Ensor (1 860-1 949). Flun invloed was groot, onder meer op „Les Vingts", een in 1 884 in Brussel op gerichte kring van 20 vooruitstrevende kunstenaars, die Jan Toorop onder haar leden telde. Jan Theodoor Toorop werd in 1858 in Poerworedjo op het eiland Java gebo ren. Zijn vader was van nederlands- noorse afkomst, zijn moeder half indisch en half chinees. Op 13-jarige leeftijd kwam hij naar Nederland om daar zijn schoolopleiding af te maken. In 1880 liet hij zich inschrijven aan de Academie van Beeldende Kunsten in Amsterdam. Hij leerde de impressionisten van de Haagse School kennen en schilderde aanvankelijk in hun stijl. In 1 882 vertrok hij naar Brussel, waar hij cursussen volg de aan de Académie des Beaux Arts. Was zijn werk in 1 884 nog impressioni stisch te noemen, het ontwikkelde zich al snel - vanaf 1888 - tot pointillis- me (evenals „divisionisme" en „luminis- me" - de namen spreken voor zich - een nuancering van het Neo-impressionis- me). Toorop raakte bevriend met onder meer Flenry van de Velde en James Ensor. Vooral de laatste had veel invloed op zijn werk. In 1886 trouwde Toorop met de Ierse Annie Hall, die hij in Brussel had leren kennen, „ik heb een paar schilderijen gemaakt volgens de ontleding van kleur. Ik geloof dat deze ontleding het enige middel is om de ware atmosfeer en het licht te bereikenmen kan wellicht mooie dingen maken, maar nooit een echte atmosfeer. En zo men tenslotte mooie dingen schildert met een echte at mosfeer, dan is er sprake van een triomf, al is het er een van het geduld", schreef hij haar in 1888,inmiddels-sinds1884 - lid van Les XX en regelmatig expose rend. Terug in Nederland, omstreeks 1890, werd Toorop al snel beschouwd als lei der van de vernieuwing in de Nederland se kunst. Naast zijn eigen werk begon hij zich nu ook te richten op het samenstel len van exposities. Een tentoonstelling van Les XX in Amsterdam (1 889) vorm de het begin van een hele reeks. In de periode van (ongeveer) 1892 tot 1 899 maakte Toorop in de eerste plaats symbolistisch werk. Het is niet eenvou dig het Symbolisme te omschrijven: het heeft meer van een geestesgesteldheid dan van een theorie. Naast de Roman tiek lijken onzekerheid, mystieke sen sualiteit, een zekere minachting voor de wetenschap, pessimisme en doodsbesef van grote betekenis. Misschien wel on vermijdelijke gevoelens bij een fin-de- siècle. In Engeland gaf Aubrey Beardsley (1 872-1 898) er uiting aan, in Oostenrijk Gustav Klimt (1 862-1 91 8) en in Neder land was Toorop de onbetwiste meester. Zijn „Sphinx"(1 892-97), „O grave whe re is thy victory" (1 892), „De drie brui den" (1893) en „Fatalisme" (1893) maakten diepe indruk. Hier kwam weer een ander beeld (vaak in een hoeveelheid van lijnen weergege- Portret van Jan Toorop, Mies Elout-Drabbe, 1 907,

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1986 | | pagina 24