eeuwige wisseling en het streven naar harmonie 229 Detail van een van de Oosterbeekse Kruiswegstaties van Jan Toorop, model stonden Mies Elout-Drabbe en Toorop zelf. Vrijdag 14 Augustus en Zaterdag 15 Augustus 1908, zullen eenige SCHILDE RIJEN, PORTRETTEN en TEEK EN IN GEN van Mevrouw M. ELOUT-DRABBE ten toongesteld worden op het podium van de groote zaal in het Badpaviljoen. Aan het einde van die maand publiceer de de badkrant een recensie van Toorop. „In Domburg's zomer-amusementshuis, waarin ons wandelend, badend en dansend publiek zoo gaarne de verpozingen op zich neemt tot beenbeweeg, mondgeklap en sierlijke kleedijdrage met de overige strelingen der zinnen, die door het verkillend zee schuim tot bedaarde stemmingen stijgen, om daar na te herhalen de genietingen derweelderigezonne- dagen vol zilveren blankheid en zonnegroen met al het gefluister der geele, lila en groene kronkelende wegen, naast de eeuwige kamelion-achtige zee, een vreugde en heerlijkheid voor ieders oog. Gij zijttoch niet d' oceaan van goedheid, gij, zacht van uiterlijke liefde, hard van verbrijzelde wreedheid. In dit huis heeft M. Elout-Drabbe, eene veelbelovende jeugdige artiste, fijn besnaard, hare gemoedsaandoeningen op doek en papier in teedere lijnen en kleuren ge bracht, die uitdrukkingsvormen dragen, in hare ver beelding gegroeid, omhelzend deze natuur, die zij zag. O, geluk, dat nooit door menschenhanden be vuild kan worden. Deze kunstuitdrukking is in hare wording. Een wor ding in kunst moet volgehouden worden, en verdraagt geen besmetting, smaak of gekweel van Jean qui pleure, of Jean qui rit, die zegt: „ach ja" of „ach nee", of „donnez-moi encore une tasse de thé". Volhouden beteekent strijden, daarna schijnbaar overwinnen. Vóór gij echter de hoogere treden der ware schoon heid bestijgt, maak daarvoor scherp uw oog en hart, zie neer op de overwinning en verpletter in stilte de aanklevinge daarvan, zooals alles zich later wreekt. Zóó, is strijd het hoogste geluk, en die geen strijd lief heeft, kent de ware liefde niet. Het is strijd hierbinnen die tot zalig scheppen herboren wordt. Geluk ge- wenscht, MIES ELOUT-DRABBE, tracht steeds naar het hoogere schoon. De poorten hebt gij thans ont grendeld. Dwing de strooming van uw innerlijk gevoel steeds in uw hand, die de lijn vormt, zooals gij begonnen zijt in uwe teekeningen. Verlaat de week heid der lijnen tot pittige en sterke groeing der door u gestifte teere aandoeningen. Deze schoone groeing, opdoemend in de ochtendschemering van uw stre ven, is in uw werk reeds merkbaar, vol zachte trillin gen, fijnheid van gevoel en zielkundig ontleden. De prismatische kleuren met al hare contrasten en complementairen. Gloria o zonne, hebt die steeds lief, dring in hare geheimen door. Deze kleurenwe- reld is vol moeilijkheden, doch gij zult die wel over winnen. Jaren arbeid is daarvoor noodig. In uwe Lente1) hebt gij reeds veel bereikt. Domburg, Aug. 1908." J. T. Geschikte expositieruimte was er echter niet in Domburg. Onder de bezielende leiding van Toorop werd een tentoon stellingscomité opgericht en werd erte genover het Badpaviljoen een houten tentoonstellingsgebouwtje neergezet. Mies Elout-Drabbe schreef in 1 954 aan mevrouw A. B. Loosjes-Terpstra, bezig met een studie naar de moderne kunst in Nederland tussen 1 900 en 1914: „In het tijdperk 1901-19 74 was er een levendig kunstgedoe op Domburg. Too- Het gepointilleerde „Lente op het land", ca. 1902. In het bezit van het Haags Gemeente museum. rop had een comité bij elkaar gebracht om een permanente ('s zomers dan) tentoon stelling te organiseeren. Het comité be stond uit Hart Nibbrig, die op Zoute/ande een huisje had en daar veel gewerkt heeft, Jacoba van Heemskerk met haar min of meer abstract werk afgestemd op de „Sturm "in Berlijn; Toorop ze/fa is on ze President, en ik a/s secretaresse. Dit comité heeft jarenlang op de meest vriendschappelijke en eensgezinde ma nier de jaarlijkse tentoonstelling in het aardige witte gebouwtje gehouden. Wij inviteerden, of liever Toorop inviteerde (ik schreef de briefjes!) buitenlandse ar tiesten; ie Fauconnier, Lodewijk Schelf hout, Braque, Mondriaan, ook v. Konij nenburg, Roland Hoist, Paul Schultze en natuurlijk ook de Zeeuwse schilders. Door Toorop's geaardheid waren de ver gaderingen en de dagen dat er gehangen werd altijd prettig hoewel er uit den aard der zaak verschillende gezichtspunten waren, die toch altijd een goede oplossing vonden. Hij had er een meesterlijke slag van om de mensen tot elkaar te brengen: zoo was er b. v. elk jaar ter eere van de opening van de tentoonstelling een groot feestelijk di ner in het Badhotel, waar Toorop behalve de officieele lieden ook veel badgasten (toen veelal Duitsers) inviteerde. En altijd slaagde zoo'n feest en was de stemming erg gezellig en opgewekt. „Waar Toorop is, daar is ruimte", zei P/asschaert eens van hem. Dat is goed ge zien, en kernachtig gezegd. De openingsrede werd geleverd door de toenmalige burgemeester. Daarna nam Toorop het woord. Daar stond hij dan, midden in het luisterende publiek, wat aarzelend zijn woorden zoekend, dikwijls een zin niet rond latend loopen, je zou soms zeggen: wat daas-achtig - maar voor wie goed luisteren kon, was er altijd een diepe zin achter dat „gedaas en stak je van zoo'n toespraak meer op dan van 't ordelijke maar leege gepraat van zijn voorganger Mondriaan was vaak te vinden in het atelier van Mies Elout-Drabbe, hevig fi losoferend. Bijna alle „Domburgse" kun stenaars hadden interesse voor de theo sofie (sommigen ook voor Steiners an troposofie). In 1 875 was in New York de „Theosofische Vereeniging" door me vrouw Blavatsky (1831-1891) opge-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1986 | | pagina 27