eeuwige wisseling en het streven naar harmonie 230 richt. Deze vereniging stelde zich ten doel: „de vergelijkende studie van gods dienst, wijsbegeerte en wetenschap, het onderzoek naar onverklaarbare natuur wetten en de in de mens sluimerende psy chische krachten, en het vormen van een kern van algemene broederschap der mensen, zonder verschil in ras, gods dienst, stand of geslacht. Na Blavatsky's dood trad Annie Besant (1 847-1 933) als leidster op en beleefde de over de hele wereld verspreide vere niging haar grootste bloei. Annie Besant meende in de jonge Krishnamurti (1896-1986) een nieuwe „wereldle raar" te herkennen, een titel waarvan Krishnamurti zelf zich later zou distan tiëren. In 1 908 was Mondriaan voor het eerst in Domburg; het jaar daarop maakte hij er de belangrijkste ontwikkeling in zijn schilderkunst door. In 1910 kon men deze ontwikkeling duidelijk waarnemen op de St. Lucas tentoonstelling in Am sterdam. Daar hingen zijn opzienbaren de werken temidden van die van zijn Zeeuwse vrienden, onder wie Mies Elout-Drabbe. Men sprak van „de triomf van Domburg". Het Neo-impressionisme bleek voor Mondriaan een begin te zijn geweest „ofe natuurlijke kleur los te laten om haar te vervangen door de zuivere kleur" omdat „het schoone ook zonder de natuurge trouwe voorstelling zich - en zelfs veel eventueel sterker - beelden laat. De eerste Domburgse tentoonstelling van „Walchersche schilders" had plaats in 1911. Toorop schreef erover in het Badnieuws van 29 juli van dat jaar: De Schilderijen Tentoonstelling van Walchersche Schilders te Domburg, door JAN TOOROP. De zaal is gereed. Heden opening der tentoonstelling voor de genoodigden. De bouw van dit kunstpaviljoen is een voudig. praktisch, goed van konstructie en voldoet aan alle eischen, waarvoor het dienen moet. „Het eejivoudige aesthetisch beweeg is hier van zelf gekomen, na de voltooiing van de zeer vereenvoudigde konstruclie." (Woorden van een architekt, die dit zaaltje onlangs zag.) Een twaalftal schilders uit Walcheren, die des zomers op dit eiland arbeiden, wier namen op het aanplakbiljet vermeld staan, hebben zich vereenigd tot het houden dezer tentoonstelling. Men had eerst plannen gemaakt deze tentoonstelling, door de zeer vriendelijke bereidwilligheid van den direkteur van het Groot-Badhotel, die ons de ruimte daarvoor beschikbaar stelde, aldaar te doen plaats hebben. Het licht van de twee zalen Badhotel, bleek echter bij nader inzien, onvoldoende. Beter geschikt, zooala overal bekend is, om de badgasten uitmuntende materieele versnaperingen en aangenamen kout aan te bieden. Tentoonstellingen van schilderijen zijn er nog nooit in Domburg gehouden. Toch, voor het eerst heeft onze Domburgsche schilderes en teekenares Mevr. Elout- Dbabbe eenige jaren geleden het initiatief genomen om een tentoonstelling van hare werken in het Badpaviljoen te houden. Helaas, maar zeer kort van duur Thans in de nieuwe kunstzaal, hebben zich twaalf kunstenaars vereenigd, bijge staan door een zeer werkzamen secretaris en eene energieke penningmeesteres, den Heer Labrijn en Freule van Hebaiskebck, om kunstwerken bij elkander te brengen, die wij willen hopen, een groot succes mogen hebben. Dat deze werken een schoon en geestelijk genot aan de Domburgsche badgasten vrienden en in gezetenen mogen geven. Beziet de werken kalm, zonder veel praten of direkt oordeelvelling. Tracht dan te genieten en geniet dan echt, ieder op zijn wijze, hoor, want daar is van alles te zien (Bine en Mies dank voor het maken der regenboog-vlageetjes„De Kleuren!") Er zullen vrije kijkdagen zijn voor het volk. Aan de Badgasten wordt drukke op komst verzocht. Aan het einde van het seizoen bleek dat de tentoonstelling een succes was ge weest. Mies Elout-Drabbe verkocht er enkele schilderijen en tekeningen, maar vooral de reproducties van haar (uitste kende) portret van Toorop (1 907) von den veel aftrek. Toorop zou de tentoonstellingen jaar lijks blijven organiseren tot 1 920. Alleen in 1918 was er geen tentoonstelling, omdat er militairen in het gebouwtje waren gelegerd. Het Badnieuws van 1 922 maakte nog melding van twee te houden tentoonstellingen, maar die zijn er niet meer geweest. In het Badnieuws van 30 augustus 1913 prees Miek Janssen „De Tuin "van Mies Elout-Drabbe: „Mevr. Elout-Drabbe wekt in „De Tuin "een grootsche en rusti ge stemming, door de in Gothische vorm opgaande boomen, en 't neerregenen van de takken der treurboom in de verte, die als 't ware een zachtaanschrijdende wee moed in ons wekt. Een tuin, afgesloten van 't Leven door een haag van groote, geheimzinnig gevormde bladeren, en daar achter het sprookje, dat langs de Gothische boomen gaat, en verdwijnt in de verte, a/s een nevel. Tot 1916 bleven de tentoonstellingen een „Walchersch" karakter houden. Vanaf 1915 exposeerden ook (Belgi sche) vluchtelingen in het gebouwtje. Mies Elout-Drabbe schilderde in 1914 een indrukwekkend portret van een Bel gisch vluchtelingetje. In 1916 werden de tentoonstellingen ruimer van opzet. Toorop stelde in dat jaar aan Mies Elout-Drabbe voor Jan Sluyters uitte nodigen. Dat gebeurde, en vanaf dat moment werden ook andere „modernen" uitgenodigd. Terugkijkend, kan men stellen dat het Domburg van de tentoonstellingen in de eerste plaats als een luministisch cen trum fungeerde, vervolgens in mindere mate als een cubistisch centrum en ten slotte als een aanzet voor het expressio nisme. Interieur tentoonstellingsgebouw Domburg met werk van Mies Elout-Drabbe. Foto: E. Helder

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1986 | | pagina 28