eeuwige wisseling en het streven naar harmonie
27
vorm geeft... Hij, Krishnamurti, geeft
zijn eenen kracht aan het meedelen van
de eigen, zeifverworven wijsheid.
Hetzelfde verwijt dat U Krishnamurti
doet, zou ook den kunstenaar treffen, die
zijn hee/e leven maar op zijn kamer doe
ken zit te bewerken, zonder zich daad
werkelijk te bekommeren om het ge
beuren om zich heen. En toch is 't bij hem
ook zijn gemeenschapszin, die hem tot
werken dringt (meestal onbewust, maar
dat doet niets ter zake).
Wat anders a/s de inwendige drang der
gemeenschapszin doet Krishnamurti alle
dagen van zijn leven reizend en trekkend
en lezingen houdend doorbrengen?"
(ongedateerde concept-brief)
Krishnamurti's stelling, dat de mens
„het ego" (negatief) en „de persoonlijk
heid" (positief) in zich bergt, had diepe
indruk op Mies Elout-Drabbe gemaakt.
Volgens Krishnamurti's leer verenigde
de persoonlijkheid je met al het gescha
pene en verwijderde het ego je daarjuist
van.
De jaren dertig lieten een innerlijke ge
brokenheid zien en een steeds verder
gaande verpolitisering. Harde jaren, een
sociaal-cultureel verval en veel wapen
gekletter, massale werkloosheid. De
Krach had tot een economische we
reldcrisis geleid; fascisme en nationaal-
socialisme staken de kop op.
In 1935 verscheen Huizinga's (1872-
1 945) „in de Schaduwen van morgen".
Het boek begon als volgt:
Wij leven in een bezeten wereld. En wij
weten het. Het zou voor niemand onver
wacht komen ais de waanzin eensklaps
uitbrak in een razernij, waaruit deze arme
Europese mensheid achterbleef in ver
stomping en verdwazing, de motoren nog
draaiende en de vlaggen nog wapperen
de, maar de geest geweken.
Het nationaal-socialisme op weg naar
concentratiekampen en jodenvervolgin
gen, de „grote zuivering" van Stalin in
Rusland, de Spaanse Burgeroorlog.
Maar in Domburg wist men het nog niet:
het bleef voorlopig een oase van rust.
„En nu is 't ai 1 juii", schreef Mies Elout-
Drabbe in haar dagboek van 1940. ,,'t
Bad is geopend. En wij hopen op een wei
heel kalm, maar toch een beetje seizoen.
Het weer blijft prachtig... Inmiddels
heeft Frankrijk ai een week geleden (ge
loof ik zoowat) de wapens neergelegd.
Je denkt dan: nu gaat over een week ook
Engeland.We leven bij den dag
En dan ben ik naar Middelburg geweest
en route naar V/issingen, waar Paul en ik
eten zouden om Frans' verjaardag te vie
ren. ik heb dat heel vreeslijk gevonden.
Het gaat alle voorstelling te buiten, de
grijze leegheid, grijs door 't puin, leeg
door de wégge straten. Lange delft. Korte
burg enzzijn weg. Er Hepen of flitsten
een paar stille menschen door die on-we-
zeniijk grijze ruimte, flink en moedig zijn
de menschen. En dan - de gebouwen - 't
Stadhuis was iets uit een droom, een
nachtmerrie, zooals dat overend staat -
alleen een stuk gevel. En zoo gaat 't
doorWaartoe? ai dat leed, al die
schennis.
ik ben een groot ding aan 't schilderen van
onzen tuin, met op de voorgrond 't tafeltje
met een bouquet duizendschoon - en
verder de tuin in de paarsepikken-tijd.
Hoe 't worden zal weet ik nog niet.
Ook hier bleek weer de geïsoleerdheid
van Domburg.
Op 1 5 augustus 1 940 kon Mies Elout-
Drabbe nog schrijven: „in lang niets hier
in geschreven. Eerst maar vertellen hoe 't
staat met de oorlog. Volgens de couran
ten is Duitschland hevig aan den gang:
laatste fase om Engeland te vernietigen.
Ik heb 't gevoel dat alles hun lukt, dus ook
dit lukken zal. Wij blijven bij den dag le
ven. Moet trouwens wel, want je weet
zoo niets, ook zelfs de actualiteiten niet,
laat staan de nae toekomst.
Er liggen hier veel Duitsche soldaten. En
ais Paul en ik de honden 's avonds door
de bosschen wandelen, komen zij daar
ook, een paar bij elkaar, of een alleen,
maar allemaal heimelijk op zoek naar de
meisjes, die je dan ook komen ziet. Die
jongens, gezonde kerels zijn natuurlijk
hevig toe aan eenig vrouwelijk contact,
hoe meer hoe liever, denk ik. Het bosch is
letterlijk geladen daarmee - ook met de
beantwoordende gevoelens van de gie
chelende meisjes. Volkomen begrijpelijk
en menschelijkDe Duitsche bezet
ting is héél geschikt, helemaal niet roeke
loos of rücksichtslos hun stellingen enz.
makende, maar wel degelijk uitkijkend,
waar ze 't minste hinderen. Vooral als
hen dat verzocht wordt.
Ik heb dan ook niets, maar dan ook niets
geen haat tegen ze, alleen meelij, dat ze
hier zitten moeten, en misschien binnen
kort den dood tegemoet zullen gaan. Er
worden n.L allerlei plannen gemaakt om
naar Eng. over te steken.
Eergisteren kennis gemaakt met 't meisje
van Sjeu van Schendel (de zoon van Ar
thur van Schendel, red.), die hier een
paar dagen waren bij BineVoor zulke
jonge menschen die dan nog wel in een
groote stad wonen, is alles wel veel moei
lijker dan voor ons hier op 't platteland. In
de steden is b. v. de verhouding tot de D.
bezetting heel wat minder dan hier!"
In juli 1941 diende burgemeester Van
Tuyil zijn ontslag in. Hij werd met onbe
perkt verlof gestuurd en Paul Elout werd
waarnemend burgemeester van Dom
burg.
Op 27 augustus 1 942, kort na de eva
cuatie uit Domburg van allen, die er niet
werkten, noteerde ze: Verleden een te-
lephoontje van Guus Casembroot') of ik
een tekening van Aagtekerke had? De
Dominé daar gaat weg en wilde a/s ca
deautje een teekening van de kerk enz.
hebben. Ik had niets maar was bereid iets
te maken. Dat fleurde mij wel op: aan 't
werk te moeten gaan. Het was prachtig
zonnig zomerweer en na veel gezoek (op
de fiets) vond ik een plekje op een aan
schoven staand tarweveld, voorgrond
roode kool en van die uitgebloeide aard
appelplanten en Aagtekerke op den ach
tergrond. Ik zat er in de zon en was voor 't
eerst in langen tijd weer eens - gelukza
lig, doormijn één zijn met die dingen daar
allemaal. En al het andere vergetende, al
leen levend bij die zondoorgloeide plan
ten en bij de zon-om-me-heen. Ik zat er
heelemaal veilig afgesloten, alleen kwa
men er eens op 'n middag 2 Duitsche sol
daten kijken. Maar dat was toen ik al zoo
wat weggaande was.
7 december 1 944: „Zeeland, ten minste
Walcheren, is bevrijd. Maar het heeft zoo
veel gekost, dat die heerlijke opluchting
uitgebleven is, zooals ik me die voorge
steld had.
1 nov.: Woensdagmorgen, werd er zóó
Jhr mr A. F. Ch. de Casembroot (1 906-1 9651,
de bekende Commissaris der Koningin in Zee
land, ten tijde van dit dagboekfragment lid van
Gedeputeerde Staten van Zeeland.