pioniers aan de oosterschelde
33
niet lang vol. Maertensz leende geld dat
hij niet teruggaf, was dronken, speelde
viool in de herberg en het werd zelfs zo
erg dat hij een soort dansschooltje bleek
te leiden waar kinderen, begeleid door
zijn dansviool, de eerste schreden op het
pad der zonde zetten. Dit alles haalde de
auteur uit kerkelijke bronnen. Wat een
onuitputtelijk geduld moet Weiten ge
had hebben, want al deze, voor de lezer
zo keurig gerangschikte gegevens, ston
den in de acta heus niet zo netjes op een
rijtje.
In het laatste gedeelte van het boek gaat
de auteur nader in op de ambachtsheren
en pachters van Cats. We hebben al ge
lezen dat het eiland na de bedijking van
1 598 in vieren werd gedeeld. Hij behan
delt echter alleen de „Heerlijkheyt van
Cats" omdat uitdrukkelijk was gesteld
dat het ging om een tijdsbeeld van een
goed omschreven groep mensen. Het
lijkt erop dat de ambachtsheren de
Heerlijkheid als een rijkmakende kolonie
beschouwden. Zeer veel belastingen en
hoge pachthuren zorgden er voor dat
nogal wat boeren mislukten. Weiten
heeft in zijn boek heel wat aan de grond
geraakte, hardwerkende mensen laten
zien.
Ook een grote handicap waren de peste
pidemieën; daardoor werden arbeids
krachten weggenomen, zodat enkele ja
ren na zo'n epidemie hongersnood op
trad. Er kwam ook te weinig land, bij vol
wassenheid moesten de boerenzoons
vaak het land van de vader verdelen.
Volgens Weiten waren zeker de arbei
ders, maar ook veel boeren-pachters ge
doemd te mislukken door de uitbuiting,
de slechte woon- en leefomstandighe
den en de veel voorkomende verkavelin
gen. Natuurlijk waren er overlevenden,
de auteur laat enkelen de revue passe
ren. De meesten van de door Weiten zo
nauwkeurig beschreven mensen kwa
men echter straatarm aan hun einde.
Weiten constateert nog dat schepenac-
ten, gerechtsrollen en kerkelijke acta
toch een eenzijdig beeld geven. Mensen
die nooit met het gerecht in aanraking
kwamen of die niets met de kerk hadden
uit te staan, worden niet genoemd in of
ficiële bronnen.
De auteur heeft, behalve van een flinke
literatuurlijst gebruik gemaakt van on
der andere de gegevens van het Alge
meen Rijksarchief 's-Gravenhage, het
Rijksarchief Zeeland en verschillende
Gemeentearchieven. Ook kerkelijke ar
chieven heeft hij veelvuldig geraad
pleegd. Juist omdat het boek handelt
over gewone mensen, is het onmogelijk
hun leven dag na dag uit officiële bron
nen te reconstrueren. Weiten probeert
alle witte plekken zo objectief mogelijk
in te vullen, en zijn conclusies zo nuchter
mogelijk te trekken.
Het moet voor velen zeer boeiend zijn
een geschiedkundig boek uit de tijd van
deTachtigjarige Oorlog te lezen dat niet
ingaat op beroemde veldslagen, de acti
viteiten van de Oost-Indische Compag
nie of de slavenhandel. Ook de grote
kunstenaars uit onze Gouden Eeuw zijn
in dit boek niet van belang. Het gaat over
de mensen uit het kleine Cats, een dorp
je dat met grote moeite in die woelige
tijd het hoofd boven water kon houden.
Dr. J. B. V. Weiten: „Pioniers aan de Oosterschelde.
Catz". Uitgave De Bataafsche Leeuw. Amsterdam/
Dieren, 1986. Prijs: f 36,-.
Illustraties uit werken van Jacob Cats.