vreemde elementen in de zeeuwse flora 65 Aleppogierst (straatrand Sas van Gent). den. Rond Duvekot en tegenover de Ce- have blijkt het Zuideuropese Groot lief degras (Eragrostis megastachya) elk jaar haar eigen voortplanting te regelen. De kaaien bij Duvekot vormen verder een traditionele groeiplaats voor de Zuideu ropese Pluimraket (Hirschfeldia incanaj. De meeste andere adventieve en verwil derde buitenlandse soorten zijn afhan kelijk van gunstige weersomstandighe den, met name een warme nazomer, en verschijnen maar af en toe op de geëi gende plaatsen. Het gaat vanaf 1980 om in totaal zo'n 40 verschillende soorten. Samenvatting De volgende soorten, deels reeds wilde maar zeldzame, deels van herkomst bui tenlandse, mogen tot de Zeeuwse wilde flora worden gerekend. Tevens wordt de huidige verspreiding vermeld. - Glad vingergras: algemeen, vooral tussen tegels en klinkers en in weg randen; - Harig vingergras: minder algemeen, het meest tegen muren en trottoir- balken, in wegranden, ook tussen plaveisel; - Hanepoot: algemeen verspreid in uiteenlopende vormen, op akkers oorspronkelijk, thans ook veel in wegranden en wegbermen; - Groene naaldaar: vrij algemeen in wegranden, soms tegen trottoirbal- ken, nog niet op Tholen en Noord- Beveland gesignaleerd; - Geelrode naaldaar: vrij zeldzaam, al leen veel tussen Goes en Rilland, el ders meestal verwilderd of adventief (Sas van Gent); zich uitbreidend; - Kransnaaldaar: zeldzaam, in akkers oorspronkelijk (Vrouwenpolder), el ders tussen plaveisel, in wegranden en tussen grind (Draaibrug, Bruinis- se, recent bij Terneuzen); bij Goes vaak adventief; - Aleppogierst: vrij zeldzaam in weg randen en bij graanverwerkende be drijven; alleen veel tussen Goes en Rilland, elders adventief maar daar na vaak blijvend; - Klein liefdegras: vrij algemeen tus sen plaveisel, tegen trottoirbal ken en in wegranden, zowel langs wegen als in de bebouwde kom, nog nietten noorden van de Oosterschelde; bui ten Zeeland zeldzaam; - Straatliefdegras: algemeen tussen plaveisel en tegen trottoirbalken, zo wel langs wegen als in de bebouwde kom, zich nog uitbreidend in heel Nederland. Van deze negen soorten is alleen Alep pogierst nog niet in de Standaardlijst opgenomen, maar deze heeft wel al wel een volwaardige plaats gekregen in de Flora van Nederland (Heukels/Van der Meijden, 1 983). De vaak optredende Pluimgierst en Vo- gelgierst kunnen niet tot de wilde flora worden gerekend, omdat zij afhankelijk blijven van transport van vogelvoer. Het Groot liefdegras handhaaft zich slechts op twee kaaien zonder zich uit te brei den. En ook de Pluimraket iste lokaal be paald om deze nu tot de Zeeuwse wilde flora te rekenen. Alle soorten profiteren van bespuitingen met herbiciden in het voorjaar, vanwege hun resistentie en/of late kiemingsmo- ment. Als begeleiders kunnen hier en daar een aantal wilde planten optreden als Papegaaiekruid, Kleine majer. Wilde postelein en Beklierd wilgeroosje, die eveneens herbicidenbehandeling kun nen doorstaan. Verminderd gebruik van de gifstoffen zal geleidelijk een vermindering te zien geven van het aantal groeiplaatsen. Dit mag dan spijtig zijn voor de soms sier lijke grassen en andere planten, het is anderzijds een aanwijzing dat met stra ten en wegen weer wat milieuvriende lijker wordt omgesprongen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1987 | | pagina 27