ZEEUWS TIJDSCHRIFT
JAARGANG 37
nummer 2 -1987
EEN GRENSOVERSCHRIJDEND VLAAMS
DIALECTWOORDENBOEK Magda Devos
Inleiding
De jongste jaren is de belangstelling
voor de dialecten in ruime kring gestaag
toegenomen. Naarmate de standaard
taal haar positie in alle domeinen van de
communicatie verstevigt, groeit bij het
publiek de bekommernis om de streek
talen van teloorgang te redden of zelfs
nieuw leven in te blazen. Zowat overal in
ons taalgebied zijn dialectliefhebbers
bedrijvig met het verzamelen van dia
lectwoorden en zegswijzen, met het op
tekenen van verhalen en liederen in het
dialect, worden bijeenkomsten georga
niseerd waar gesproken, verteld, voor
gedragen en gezongen wordt in het dia
lect, verschijnen dialectrubriekjes in lo
kale bladen, e.d.m. Tezelfdertijd wordt
er ook vanuit wetenschappelijke hoek
intensief aan dialectbeschrijving ge
daan. De dialecten zijn immers een on
misbare bron voor de taalwetenschap,
en bovendien levert met name de dia
lectwoordenschat tal van aanknopings
punten voor volkskundig en cultuurhis
torisch onderzoek. Voor de inventarise
ring van die woordenschat staan er op
dit ogenblik niet minder dan vijf grote
regionale woordenboeken op het ge
touw. Twee daarvan worden geredi
geerd aan de Katholieke Universiteit van
Nijmegen: het Woordenboek van de Bra
bantse Dialecten (WBD) bestrijkt de pro
vincies Noord-Brabant, Antwerpen en
Vlaams-Brabant, en het Woordenboek
van de Limburgse Dialecten (WLD) de
twee provincies Limburg. Een Drents
Woordenboek wordt voorbereid aan het
Nedersaksisch Instituut van deGroning-
se universiteit (redactie door Dr. G.
Kocks), in Gelderland is er het Woorden
boek van de Achterhoekse en Liemerse
Dialecten (WALD; redactie door Dr. A.
Schaars), en aan de Gentse universiteit
wordt een Woordenboek van de Vlaamse
Dialekten (WVD) gemaakt, waarover
verder meer.
In de provincie Zeeland ten slotte, waar
deZeeuwscheVereeniging voor Dialect
onderzoek meer dan 20 jaar geleden al
een dergelijke lexicografische onderne
ming tot een goed einde wistte brengen,
wordt het verzamelwerk voortgezet in
het kadervan deZeeuwse regioboeken')
en, wat Zeeuws-Vlaanderen betreft,
sinds kort ook in het kader van het WVD.
Gemeenschappelijk aan al deze projec
ten is dat ze gebouwd zijn op de samen
werking van professionele lexicografen
en het dialectminnende publiek. In over
eenstemming met de basisprincipes van
de moderne lexicografie, brengen de
grote regionale woordenboeken hun
materiaal bijeen door systematische en
quêtes in een zo dicht mogelijk net van
opnamepunten. Het spreekt vanzelf dat
zo'n ambitieus opzet alleen kans op sla
gen heeft als de dialectsprekers zelf in
ruime mate meewerken aan de verzame
ling van de woordenschat.
De Vlaamse lexicografie in haar his
torisch kader
De aandacht voor regionale taalvariatie
gaat even ver in de geschiedenis terug
als de ontwikkeling van de bovengewes
telijke cultuurtalen. Reeds in het grote
1 6e-eeuwse woordenboek van Kiliaan
wordt het taalgoed dat niet behoort tot
het Brabants, toen de geldende schrijf
taalnorm, voorzien van geografische
aanduidingen als „Vlaanderen", „Hol
land", „Friesland", of zelfs „Brugge",
„Gent", „Leuven", „Keulen", „Emden",
„Gullik".
Toch duurt het nog tot omstreeks het
midden van de 19e eeuw vooraleer de
eerste min of meer omvangrijke verza
melingen van dialectwoordenschat,
aanvankelijk onder de vorm van woor
denlijsten in volksalmanakken en tijd
schriften, de dialectlexicografische tra
ditie inluiden. In het begin is die traditie,
bij ons net zoals elders in Europa, sterk
geïnspireerd door de romantiek, de
heersende stroming in het cultuurleven
van de vorige eeuw, die de aandacht
richtte op het nationale verleden en een
gunstig klimaat schiep voor de heront
dekking en herwaardering van de volks
taal.
Intussen was ook binnen de taalweten
schap behoefte ontstaan aan een gron
dige kennis van de regionale talen. Die
taalwetenschap stond vooral in het te
ken van de taalvergelijking, en men
hoopte in de dialecten argumenten en
indicaties te vinden voor de reconstruc
tie van onbekende voorlopers van de be
staande talen. Van haar kant legde de
experimentele fonetiek, een nieuwe
richting die tegen het einde van de vori
ge eeuw tot ontwikkeling kwam onder
invloed van de natuurwetenschappen,
een grote belangstelling aan de dag voor
de klanksystemen van natuurlijke talen
of dialecten.
Tegen deze achtergrond ging de dialec
tologie zich nog vóór de eeuwwisseling
profileren als een aparte taalkundige
discipline, die spoedig een hoge bloei
zou kennen aan verscheidene universi
taire instituten en wetenschappelijke
centra. Daaruit zijn onder meer een hele
reeks dialectmonografieën voortgeko
men, dat wil zeggen beschrijvingen van
klanken en vormen, soms ook van zins-
Titelpagina van Proeve van BredaaschTaaleigen, het
oudste idioticon in het Nederlands taalgebied.
PROEVE
VAN
BREDAASCH TAAL-F.IGEN.
LIJST VAN BENIGE IN DE STAD EN DEN LANDE VAN
BREDA GEBRUIKELIJKE EN IN SOMMIGE OORDEN
VAN ONS VADERLAND MIN GEWONE
WOORDEN EN SPREEKWIJZEN
verzameld ev toegelicht
*2tr. 3. fy. üjorufft.
BREDA,
F. P. STERK
1838.