het beste is voor onze kinderen niet goed genoeg
92
fende leerlingen en de onderwijskrach
ten.
Ondanks de bepaald niet ideale onder-
wijsomstandigheden was en bleef Lou
werse een enthousiast hoofdonderwij
zer, populair bij de kinderen en gere-
spekteerd door de volwassenen. Het viel
hem niet mee toen hij in 1888 wegens
toenemende doofheid een voortijdig
einde moest maken aan zijn loopbaan
als onderwijzer. Maar hij kon zich nu wel
praktisch volledig wijden aan zijn groot
ste hobby: schrijven, schrijven en nog
eens schrijven.
Niet dat hij ten tijde dat hij lesgaf niet ge
schreven had. Om enkele belangrijke
boeken te noemen: in 1875 verscheen
„Goede Vaêr Tromp", in 1878 „Vlissin-
ger Michiel" en „Een Delfthavensche
kwajongen" en in 1886 het eerste deel
van zijn „Geïllustreerde vaderlandsche
geschiedenis voor jong en oud Neder
land" in 1 888 gevolgd door het tweede
deel. En dat hij gewaardeerd werd blijkt
niet alleen uit de vele herdrukken die zijn
werk kregen maar onder meer ook uit de
D. A. Thieme-prijs die hij in 1 884 uitge
reikt kreeg. Maar vanaf 1888 gaat zijn
tot dan toe niet geringe produktie nog
verder omhoog. Uiteindelijk zouden er
meer dan honderd boeken en werkjes
van hem uitgegeven worden, waarvan
het meeste meerdere malen herdrukt
werd. Daarbij leverde hij bijdragen aan
diverse kinderbladen, richtte er (mede)
een tweetal op, en vond nog tijd om naar
de betreffende bladen ingezonden brie
ven die meer persoonlijke zaken bevat
ten persoonlijk te beantwoorden.
Zijn belangstelling voor de jeugd en zijn
doofheid zijn de direkte oorzaken ge
worden voor zijn vroegtijdige dood. Op
2 augustus 1 908, toen hij naar een aan
tal op straat voetballende jongens stond
te kijken, hoorde hij de tram niet aanko
men en werd aangereden. Na enkele we
ken in coma gelegen te hebben, over
leed hij 20 augustus 1 908. Naar aanlei
ding van zijn overlijden werd zowel in
Souburg als Den Haag een comité ge
vormd om dit overlijden niet ongemerkt
voorbij te laten gaan. Daarbij toonde ko
ningin Wilhelmina haar belangstelling
door het schenken van een gift. Uitein
delijk werd op 23 augustus 1 91 2 op het
Oranjeplein te Souburg een door Pieter
Illustratie van een watergeus voorkomend in de
„Geïllustreerde Vaderlandsche Geschiedenis", door
P. Louwerse, tekening van Johan Braakensiek.
Puijpe (familie van Louwerse) gemaakt
borstbeeld onthuld, dat er tot op heden
staat.
Historische verhalen.
Bovenal is Pieter Louwerse te typeren als
een verhalend geschiedschrijver voorde
jeugd. Aangemoedigd door zijn ouders
(en later zijn toeziend voogd) om veel te
lezen, geïnspireerd door het Walcherse
landschap van polders, dijken, water en
duinen en daarbij van jongs af aan trots
op het rijke maritieme Zeeuwse verle
den, ontwikkelde Louwerse zich vooral
als een verteller van spannende histori
sche verhalen. Zijn eerste belangrijke
werk in deze zin was „Vlissingen in
1572, of, „Oog om oog en tand om
tand". Een geschiedkundig verhaal"
(1871). Meer landelijke bekendheid
kreeg hij door een soortgelijk verhaal en
wel „De Schippersjongen, of. Leiden in
Strijd en Nood. Een geschiedkundig ver
haal voor jong Nederland" (1 872). Zo'n
veertig soortgelijke boeken volgden,
waaronder „Goede Vaêr Tromp, of, Hoe
de Vereenigde Procinciën een zeemo
gendheid werden" (1875), „Vlissinger
Michiel, of, Neerlands Glorie ter Zee"
(1 878) en „Een Delfthavensche kwajon
gen, of. Het leven van luitenant-admiraal
Piet Heyn. Geschiedkundig verhaal voor
oud en jong Nederland" (1878).
Moge uit voornoemde titels Louwerse's
voorkeur voor de Gouden Eeuw blijken,
hij beperkte zich geenszins tot deze pe
riode. Middeleeuwse geschiedverhalen
die hij schreef waren onder meer „De
trouwe schildknaap, een verhaal uit de
tijd van de twisten van de Heeckerens en
de Bronkhorsten" 1900), „De oude
valkenier, een geschiedkundig verhaal"
1918) en „De twee Hugo's, een ver
haal uit den tijd van Graaf Willem III, den
Goeden" 1908), allen boeken die
meerdere malen herdrukt zijn en deel
uitmaakten van de populaire serie „Wat
voorbij ging". Tot deze serie behoorde
ook het spannende „Alfer en Wala"
(1919) een verhaal dat speelt in de tijd
van Julius Ceasar.
Dat de historische verhalen van Louwer
se een grote populariteit kenden, dient
bezien te worden tegen de geschiedenis
van de jeugdliteratuur en van de histori
sche roman zoals deze zich vanaf het be
gin van de 19e eeuw ontwikkelde. Met
de door Louwerse bewonderde Sir Wal
ter Scott (1 771 -1 832) alsdegeen die de
eerste historische roman schreef („Wa-
verly", 1814; tevens auteur van het he-
dentendage nog bekende „Ivanhoe") en
navolgers zoals Victor Hugo, Alexander
Dumas en Hendrik Conscience bleek er
grote belangstelling te bestaan voor
boeken die historische gegevens en
spannende verhalen kombineerden. Om
het hier tot de Nederlandse jeugdlitera
tuur te beperken, was er ten tijde dat
Louwerse begon te schrijven eigenlijk
maar één bekende kinderboekschrijver
die verhalen schreef waar historische in
formatie een belangrijke plaats innam.
Dat was de schoolmeester J. P. Andries-
sen (1815-1 877) waarvan zo'n tachtig
boeken en werkjes zijn uitgegeven. Bij
Andriessen echter overheerste veelal de
historische informatie ten opzichte van
de verhalende elementen, wat zich uitte
in, vaak nogal saaie, uitweidingen over
historische feiten en ontwikkelingen.
Louwerse daarentegen, nam het met de
historische feiten niet al te nauw, maar
besteedde als goed verteller meer aan
dacht aan karakterbeschrijvingen en
spanningselementen. Of, zoals Corn.
Veth dit onder woorden bracht: „In mijn
tijd hadden we voor oorspronkelijk Hol-
landsche boeken de historische verha
len van Louwerse en Andriessen. De eer
sten waren het best, er zat geest en leven