„ER IS GEEN TEGENSTELLING TUSSEN CULTUUR EN RECREATIE" Inleiding Zeeuwse Culturele Dag over cultuureconomie en recreatie Dr. D. Hillenius Dames en heren, ik moet u waarschu wen. Na de twee lezingen die deze och tend zijn gehouden en die economisch en over het algemeen praktisch van aard waren, ben ik van plan om u wat theorie en wat abstracties te vertellen die som migen van u misschien maar weinig zul len interesseren. Misschien dat er daar om ook maar weinig tijd voor uitgetrok ken is. Het is natuurlijk wel erg mooi dat we uit voerig uitgelegd krijgen van wat die cul tuur allemaal opbrengt en datje er soms toch nog meer uit krijgt dan dat je erin stopt, maar het waarom van de cultuur en de reden waarom je culturele activi teiten zou moeten bevorderen zit eigen lijk niet in het feit dat het economische voordelen heeft. Over het waarom je cul tuur eigenlijk zou moeten bevorderen - daar wordt ik geacht heel kort over iets te zeggen, tenminste dat wil ik proberen. Want mijn stelling is dat: ook al zou cul tuur veel geld kosten dan zou je die toch moeten bevorderen. Misschien dat een groot gedeelte van de aanwezigen dit niet onderschrijft omdat zij in de eerste plaats willen dat de zaak economisch goed loopt, maar men vind dat op een bijeenkomst als deze enige theoretische achtergronden niet mochten ontbreken, en ik ben het daar mee eens. Met het door de organisatoren opgege ven thema - de spanning tussen cultuur en recreatie - heb ik moeite, omdat dit zou kunnen betekenen dat men lang moet gaan stilstaan bij de opvattingen of cultuur en recreatie tegenover elkaar staande of gescheiden gebieden zijn. Er bestaan namelijk zeer verschillende meningen over wat cultuur is. Enige tijd gelden is als hoogleraar aan de Open Universiteit benoemd de Neerlandicus Hans van den Berg. Bij zijn intrede stelde hij dat Literatuur en de Schone Kunsten in het algemeen een zuivere alpha-aan- gelegenheid is en dat men voor Cultuur geen natuurwetenschappelijke verkla ring geven kan en dat deze gebieden niets te maken hebben met wat natuur wetenschappers daarover zeggen. Nu ben ikzelf bioloog en ik kan alleen via de betha-wetenschappen iets over dit soort zaken zeggen, maar ik geloof dat de heer Van den Berg groot ongelijk heeft. Voor hem is cultuur blijkbaar iets heel hoogs. Schone Kunst. Deze opvat ting klinkt ook hier en daar door op deze culturele dag en in de inleidingen van deze ochtend, al hoorde ik op een be paald ogenblik ook het woord bioscoop dat blijkbaar ook tot de cultuur kan wor den gerekend. Voor het gros van de bioscoopbezoekers zal het naar de film gaan echter eerder als recreatie en ont spanning gezien worden dan als cultuur. Hiertegen heb ik geen enkel bezwaar, want als bioloog ga ik uit van een alge meen gangbare definitie van cultuur. De laatste tijd verschijnen er nogal wat boeken over cultuur bij mensen en die ren en de inhoud komt heel globaal hier op neer: we zijn beladen met een groot pakket erfelijke eigenschappen. Zo is de haarkleur eigenlijk al erfelijk vastgelegd. Alles wat men verder aan het haar toevoegt of wat men ermee doet is eigenlijk al cultuur te noemen. Zo zijn er gedragingen die men tot de erfe lijke eigenschappen kan rekenen. Wan neer een kind geboren wordt, wordt het doorgaans opgepakt, gekoesterd, aan de borst genomen, gedragingen die blijkbaar op de een of andere manier er felijk zijn vastgelegd, en die naast allerlei lichamelijke vormeigenschappen zoals oog- of haarkleur, erfelijk worden door gegeven. Daarnaast is er een groot pakket van za ken die de mensen doen en die niet erfe lijk zijn vastgelegd en die de bioloog - en ik denk dat het handig is om deze ge dachte over te nemen - aanmerkt als: cultuur. Over bepaalde eigenschappen is echter discussie mogelijk. De taal bijvoorbeeld. Taal wordt echter over het algemeen wel beschouwd als een culturele zaak. Taal is ook de basis van allerlei culturele pro ducten: literatuur, toneel, zangkunst enz. Je kunt er echter over twijfelen of je taal puur niet-erfelijk zou moeten noe men. Het is namelijk langzamerhand wel duidelijk dat in ieder geval de basis van taal wél erfelijk is vastgesteld. Maar: als iedere mens geboren wordt met de aan leg voor taal, moet hij echter wél toegesproken worden en hij wordt dan ook doorgaans toegebabbeld, toege- murmeld en toegesproken door de moe der (of door iemand anders die dat wil opbrengen, want ik ben ook weer niet zo conservatief dat ik zou menen dat dat al leen de moeder zou moeten doen), en dan ontwikkelt zich de taal. Het hangt er maar vanaf of het een Eskimo is, of een Bantoe of een Bosjesman met klik-ge- luidjes wat het kind dan gaat spreken. De mens heeft blijkbaar een basis in zich, een skeletje als het ware dat met liefdevol toegemurmelde dingen met taal bekleed tot en levend wezen. Bij taal gaat het blijkbaar om een combinatie van erfelijke aanleg en culturele toevoe ging. Toch kun je taal zien als cultuur. Cultuur onderscheidt zich van echte erfe lijke aanleg doordat zij volkomen ver dwijnt als men er één generatie lang niets aan doet, hetgeen bewezen kan worden. De „uitgewerkte" taal verdwijnt als cul tureel product als men een kind in isole ment grootbrengt. In de geschiedenis zijn hooggeplaatste personen geweest die dit uitgeprobeerd hebben. In Engeland is dit ooit gepro beerd en ook Frederik II von Hohenstau- fen (die door de Paus beschouwd werd als de duivel, maar dat was om andere redenen) heeft wel kinderen geïsoleerd opgevoed. Zijn theorie was: als ze zou den gaan spreken zou de taal in zijn oor spronkelijke pure vorm hoorbaar wor den, de taal die in het Aards Paradijs ge sproken was. Waarom hij zoiets wilde is niet geheel duidelijk en hij zal ook wel onder invloed geweest zijn van bepaalde opvattingen die mensen elkaar steeds weer aan elkaar proberen op te leggen maar hij wilde in ieder geval een oertaal horen, waarbij hij dacht dat het wel zoiets als Hebreeuws zou zijn. Hij werd hevig teleurgesteld. De in isole ment opgevoede kinderen zeiden niets, ze knorden hoogstens een beetje. Kortom: cultuur wordt gekenmerkt door dit gegeven: als zij één generatie lang niet wordt overgedragen dan is zij ver dwenen. Iets waarvan je bij louter erfelij ke zaken geen last hebt. Bij de haargroei bijvoorbeeld kan er wel eens een totaal kaal iemand tussen zitten, maar zelfs deze kale kan toch weer kinderen krijgen die de in de familie gebruikelijke haar kleur vertonen. Culturele dingen ver dwijnen bij niet doorgeven en dit door geven is een merkwaardig mechaniek bij culturele zaken. Een Engels geneticus, een zekere Wor- rington sprak over een „socio-genetic process". Dit proces wordt gekenmerkt door navolging (bijv. de moeder doet iets voor en het kind doet het na) waarbij als algemeen principe geldt dat het

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1987 | | pagina 21