doel en nut van een strategisch plan voor zeeland
105
het ook onmiddellijk duidelijk dat er
dan verbindingen naar het zuiden en
naar het noorden nodig zullen zijn
die flinke ingrepen in het Zeeuwse
land zullen betekenen. Het lijkt zin
vol dat de provincie zich hierover be
raadt. In het bijzonder ook over de
vraag wat zo een doorgaande ver
binding voor de provincie Zeeland
zou kunnen betekenen.
3. Enkele verdere richtlijnen voor
het opstellen van scenario's
In het voorgaande zijn enkele zaken ver
meld die in de tegenwoordige maat
schappij voor het bedrijfsleven zowel als
voor de bevolking van het allergrootste
belang moeten worden geacht om tot
een meer evenwichtige maatschappij
dan de huidige te geraken. Maatregelen
op deze punten moeten dienen om een
uitgangspositie voor de provincie te
creëren die niet allen in absolute zin
maar ook in vergelijking met concurre
rende regio's als bevredigend kan wor
den beschouwd.
Men kan deze elementen als een onder
deel van toekomstscenario's beschou
wen. In dit opzicht is er overeenstem
ming met de in de inleiding tot dit be
toog naar voren gebrachte poging om
een rompplan te maken voor de nationa
le infrastructuur, een plan voor datgene
dat in iedergeval zal dienen te gebeuren.
Denkbare toekomsten voor Zeeland
kunnen zich in verschillende richtingen
bewegen. Men kan in het beleid de na
druk gaan leggen op een dusdanige ver
betering van het woonklimaat dat Zee
land tot een oord wordt dat in sterke ma
te (zomer)toeristen aantrekt en ook door
welvarende ouderen die met al dan niet
vervroegd pensioen zijn gegaan als
woonplaats wordt gekozen. Het huis
vesten van deze laatste groep heeft het
voordeel dat zij slechts geringe eisen
stellen op het gebied van het onderwijs,
nauwelijks criminaliteit veroorzaken,
geen arbeidsplaats behoeven, zelf voor
hun behuizing en medische verzorging
betalen en bovendien inkomen naar de
regio brengen. Hun aanwezigheid isver-
moedelijk aanzienlijk rendabeler voor de
provincie dan die van de kortstondig
verblijvende, overwegend jongere toeri
sten die in verhouding tot de faciliteiten
die moeten worden geboden in geringe
re mate tot het provinciale welzijn bij
dragen.
Aan de verbetering van het leefklimaat
kan ook een ander accent worden gege
ven, namelijk door het te zien als een in
strument voor de bevordering van de
ontwikkeling van de hoge technologie
sector in Zeeland. Naast het leefklimaat
dient er dan de nodige aandacht aan de
technische verkeersinfrastructuur gege
ven te worden. Hoewel het woonklimaat
voor het personeel een factor van bete
kenis is, is zeker in het geval van Zeeland
ook de verkeersinfrastructuur van groot
belang, in het bijzonder indien Zeeland
zijn positie tussen de Randstad en de
Vlaamse steden met hun instellingen
van hoger onderwijs, hun culturele in
stellingen en verkeersverbindingen wil
uitbuiten. Een sterk geactiveerde sa
menwerking met het Rotterdamse en
het Westvlaamse ligt dan voor de hand.
Vooral de samenwerking met België kan
sterk worden verbeterd, zowel op het
gebied van de planologie als het open
baar vervoer, de milieubeheersing enz.
Het is ook denkbaar dat Zeeland zich
wenst te richten op een zo sterk mogelij
ke uitbouw van de industriële sector in
meer traditionele zin, de industriële sec
tor voor zover afhankelijk van verbindin
gen te water. Alsdan richt men zich be
wust op het Westerscheldegebied, de
verbetering van de verbindingen over de
Westerschelde met die met Gent en
Brugge en met het Rotterdamse haven
gebied zowel als het Antwerpse. Men zal
er dan van uit moeten gaan dat de grote
verbindingen met de genoemde gebie
den voor Zeeland essentieel zijn omdat
zij Zeeland een sterke plaats temidden
van de havenactiviteiten in wat men hier
wel de Gouden Delta noemt, kunnen ge
ven.
Tenslotte is het ook mogelijk dat men
van mening is dat dit alles tegelijk moet
gebeuren omdat Zeeland nu eenmaal al
le kansen die er zijn moet grijpen om zijn
huidige problemen de baas te kunnen.
Alsdan zal men, door financiële banden
gebonden alles een beetje minder moe
ten doen en richt men zich ook niet meer
op een duidelijk doel dat men bij strate
gische planning toch wel voor ogen
dient te hebben.
4. Een strategisch plan
Het is in feite verstandig te kiezen voor
één van de genoemde of eventueel een
andere denkbare toekomst. De provincie
heeft dan een klaar en duidelijk doel
voor ogen. Maar voor men voor die rich
ting kiest en andere alternatieven buiten
beschouwing gaat laten (wat onverstan
dig zou zijn) dient toch wel een gedegen
nadere beschouwing van de consequen
ties aan de baten- en aan de kostenkant
van ieder in aanmerking komend alter
natief te worden gewijd. De vraag dient
bijvoorbeeld beantwoord te worden wat
de kansen zijn dat de aan diep vaarwater
gebonden industrie zich in Zeeland snel
zal ontwikkelen of wat de waarschijnlijk
heid is dat de hoogwaardigetechnologi-
sche activiteiten zich in Zeeland zullen
vestigen, gegeven ook de mogelijkhe
den die elders bestaan. Ook zal de poli
tiek zich met de zaak willen bemoeien en
wellicht bezwaren maken tegen de uit-
*breiding van de zwaardere industrie of
tegen de vestiging van ouderen of tegen
een ongebreidelde groei van het water
toerisme. De alternatieven dienen om
deze redenen niet alleen op hun finan
ciële haalbaarheid maar ook op hun po
litieke haalbaarheid in de provincie zelf
maar ook bij de gemeenten, het rijk en
aangrenzende regio's te worden getest.
Een groot voordeel van deze procedure
is dat alle mogelijkheden die de provin
cie heeft, systematisch worden onder
zocht en besproken. Het is dan geens
zins uitgesloten dat dit ertoe leidt dat
men het over een bepaalde algemene
doelstelling, een bepaald scenario of
een combinatie van scenario's eens
wordt als basisvoor hettoekomstig han
delen, wetende dat dit handelen een
goede kans maakt uit te monden in voor
de provincie wenselijke ontwikkelingen.
Omdat echter de toekomst onzeker is en
dus de feitelijke ontwikkelingen een an
dere richting kunnen gaan dan de ver
wachte, is het van belang in het strate
gisch plan de mogelijkheid van regelma
tig bijstellen open te houden. Een ken
merk van ieder strategisch plan dient
flexibiliteit te zijn, uiteraard zonder dat
deze zulke vormen aanneemt dat de ge
loofwaardigheid van het provinciaal be
leid in het geding komt.
5. Epiloog
Eerder werd er op gewezen dat de pro
vincie in feite een weinig krachtig over
heidsorgaan is, dat nauwelijks een ef-