de kamer Zeeland van de V.O.C. als werkgeefster 109 iedereen in dienst namen, zonder zich ervan te vergewissen of de persoon in kwestie wel een bruikbare kracht zou zijn, toont een in 1 788 geschreven „pro memoria" aan, waarin een zekere Okke, die zich als „noodhulp" had aangediend, wordt afgewezen. Bij navraag was ge bleken dat die persoon een aller- slegst en gevaarlijkst subject is, waar omme de Heeren over de Koopman schappen beslooten hebben voors. Ok ke nimmer in 's Compagniesdienst te amployeeren." 4) Op de werf hield de meester-timmer- man of scheepstimmerbaas toezicht, terwijl vier meesters dat over de kuipers, de smeden en de arbeiders op de spin- en draaibaan werden geacht te doen. Voor de dienstreizen van de bewindheb bers, naar onder andere de vergaderin gen van de Heeren XVII te Amsterdam, onderhield de kamer een tweetal jach ten, een groot en een klein jacht. De schippers daarvan werden ook waardig genoeg bevonden om in de jaarlijkse naamlijsten te worden opgenomen. De ze jachten werden ook voor privéreisjes gebruikt, zo getuigen bewaard gebleven reisjournalen van bewindhebbers.5) Hoe luxe deze vaartuigen waren, blijkt bijvoorbeeld uit de inventaris van het grote jacht, opgemaakt in 1796 door schipper Marselis de Roover.6) Alle ver trekken waren geheel gemeubileerd, inclusief vloerbedekking, gordijnen en tafelkleden. Er bevond zich een fraai porseleinen servies aan boord en zilve ren bestek. Alle zilver, ook de kandela ren en de tabakspot, was gemerkt met het Zeeuwse Compagniesmonogram. Handdoeken, theedoekjes, scheerdoe- ken en messedoekjes waren in ruime mate voorradig. Kookgerei en glaswerk waren, evenals het linnengoed, in alle soorten aan boord. De bewindhebbers waren tijdens een reis met het jacht van alle gemakken voorzien. Zelfs een verre kijker, een damspel, een bijbel en enige boeken ontbraken niet. Terug naar de Naamwyzer. Een aantal van de elk jaar opnieuw vermelde advo caat, notaris, procureur en examinato ren van de chirurgijns en de stuurlieden zullen zeker niet uitsluitend voor de ka mer Zeeland hebben gewerkt. Zij wer den wel tot de „voornaamsten" van de Compagnie gerekend. Tenslotte vonden de vier loodsen nog een vermelding. waarmee de opsomming van de belang rijkste functionarissen van de kamer Zeeland der Oostindische Compagnie, volgens de samenstellers van de Naam wyzer, compleet was. Het aantal ge noemde personen bleef in de periode 1750-1795 vrijwel steeds rond de 65 schommelen. Wat betreft deverdiensten, afgezien van de emolumenten, van deze personen verschaft een ongedateerd briefje (uit de tweede helft van de 1 8e eeuw), getiteld „Agtiende taux op de ampten", enige in formatie.7) Een bewindhebber ontving jaarlijks 500 pond Vlaams, een hoofd participant daarentegen slechts 50 pond. De hoofdboekhouder had toen een inkomen van 250 pond, de onder boekhouder van 200 pond en de kassier van maar liefst 300 pond. Aan de eerste klerk van de equipage werd 1 50 pond betaald en de overige boekhouders, de pakhuismeester en de oppertimmerman werden aangeslagen over 100 pond Vlaams. Ten aanzien van de, niet in de Naamwij zer genoemde, lagere functies bieden een aantal lijsten van werklieden, die door de kamer Zeeland aan de wal waren tewerkgesteld, uitkomst. Een overzicht genaamd „Rolle van werkluijden en sjouwers op de Oostlnd. Compagnies Werf", uit 1749, geeft 334 namen van personen die onder de equipagemees ter, de verantwoordelijke man voor alles wat met de bouw en uitrusting van de schepen te maken had, vielen.6) De scheepstimmerwerf zelf is jammer ge noeg buiten beschouwing gelaten. Van de 334 werknemers waren er 87 werkzaam op één van de Compagnies schepen voor eigen gebruik, zoals, bui ten de eerder genoemde jachten, de schuit, de boot, de loodsgaljoot en de loodshoeker. Functies die daarbij ver meld staan zijn schipper, stuurman, bootsman, kok, bottelier en trompetter alsmede enige matrozen en jongens. Op het grote jacht bevonden zich 13 be manningsleden, op het kleine jacht één minder. De galjoot en de hoeker werden in 1749 bemand door respectievelijk 9 en ook 1 3 personen. Voorts werden er in 1749 78 sjouwers „D'Oostindische Pakhuysen tot Middelburgh". Gravure uit: M. Smallegange, Cronyk van Zeeland, tussen p. 442 en 443 II. RAZ, Zelandia lllustrata II, 455.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1987 | | pagina 35