de wortels van chris van schagen 85 vier, vijf Het oplopen en als er dan eens een of andere regenbui op zijn financiële cultuurlanden viel, dan betaalde hij waarachtig nog ook". Tot aan zijn dood heeft Van Schagen met de Heren - geschreven met een hoofdletter - op weerspannige voet ge staan. Het feit dat de heren van het Bad paviljoen zijn vader dronken hebben ge voerd, zou hij nooit vergeten. Onze we derzijdse vriend Piet Meertens had het zelfde met de regentenmentaliteit uit het Middelburg van zijn jeugd. Er zijn meer overeenkomsten tussen Van Scha gen en Meertens: een bijzondere gene genheid voor hun moeders, die het leeu wenaandeel in de opvoeding hadden. De vaders waren in bepaald opzicht maat schappelijk mislukt. De moeder van Meertens zorgde er voor dat de drie zoons in Utrecht gingen studeren. De moeder van Chris van Schagen knoopte de eindjes van het huishouden op doel treffende wijze aan elkaar en als jongen kon hij met zijn misères bij haar terecht. Op 1 7-jarige leeftijd maakt Chris een fo to van zijn moeder „op het rommelerf achter onze winkel op Domburg": „een grote vriendelijkheid spreekt uit haar glimlach, een zachte, bijna ironische speelsheid flikkert in de ogen, een ge zicht dat veel vergeven, veel liefhebben kon,Meertens en Van Schagen had den beide sterke banden met dat Wal cheren van vroeger waarbij de eerste een bijzondere affiniteit had met de re formatie, speciaal met de nadere refor matie uit de 17e eeuw. Van Schagen noemt in zijn „Van de Geerse's" het cal vinisme en de vormende macht van de Bijbel maar mist het aanvoelingsvermo gen in wat een gelovige bezielt. Meer tens groeide over zijn ressentiment heen, bij Van Schagen bleven de Heren haken in zijn ziel. Van Schagen hield ons een spiegel voor wat de Geerses betreft: „Hoe scherp heb je zijn weerloosheid ervaren, zijn schuw heid en dat verlammend gebrek aan zelf vertrouwen, zijn geestelijke lafheid dik wijls, die eerste jaren, dat je zeif uit Zee land weg was en stond tegenover de hau taine allure dier anderen, tegenover die houding van vanzelfsprekende meerder heid, die even geaffecteerde, koele stem van de wèlin het zadel gezeten Hollandse intellectueel, tegenover de gladde vlegel achtigheid van de gestudeerde van ge goeden huize - natuurlijk, je hebt het ge leerd en je kunt het zo nodig nu óók, maar hoe schaam je je soms opeens als je jezelf bezig hoort, hoe bekruipt je dan soms plotseling het gevoel van een eerverlies, a/s je bemerkt, dat je de Geerse verloo chende. Die vervloekte Geerse, die zo weet, dat sluwheid het veiligste is en kronkelwegen het doelmatigste - maar zijn kinderlijkheid maakt altijd één kron kel te weinig -, die altijd halfis en vaag en onduidelijk, omdat dat het voorzichtigste is, want je moet nooit het achterste van je tong laten zien, zegt hij. Die Geerse, die het schuldbesef-bij-voorbaat kent van de man, die immers altijd de klappen krijgt en die van ouder tot ouder is opgebracht in de zekerheid, dat de Heren de langste arm hebben, hoe kén je hem, hoe bén je hem de Geerse's". Die benadering maakt nog indruk. Zwemer, een afgestudeerd his toricus, vertelde mij dat hij het opstel achter elkaar viermaal had gelezen. Zijn boek over de landarbeiders getuigt van zijn eerbied. Morgen is het zondag. Een Walchere- naar zegt niet: een prettige zondag, maar een goeie zondag. Dat doe ik dan bij deze! Verantwoording Voor deze toespraak heb ik gebruik ge maakt van particuliere correspondentie. Van het stuk „Buitenwereld" (in: „Ik doe niet meer mee") heb ik een andere ver sie, waaruit het verhaal over meubel maker Doesburg. Jan Campert bezong de „Lof van Wal cheren", met de bekende strofen Daar is geen iand, dat zoo verliefd door het water wordt omarmd a/s tusschen Westersche/de en S/oe van Walcheren het strand. Willem Hussem in 1940: Dit eiland lijkt herschapen in een tuin Waar glanzend groen en donkere bloemen prijken. ik overzie de kust vanaf het duin En volgt twee vogels tot zij 't nest bereiken. J. C. Bloem: Land, waarop eeuwig komt gevochten De zee, met luid geruisch, Ik zocht geen vreemde op mijn tochten: Ik kwam bij u naar huis. J. C. van Schagen in „Zeeuws weerzien": Wat ziet mijn oog gebeuren? Een wemeling van kleuren, een sparteling van humeuren. De wereld is een caroussei, het leven is een beeldenspel En 't speelt toujours Weer van amour. Ik zie 't maar aan en groet: Bonjour! Bonjour! Campert, Hussem en Bloem hebben het landschap bezongen. Van Schagen heeft het van binnenuit bekeken in „Van Chris van Schagen. (Foto: Letterkundig Museum)

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1987 | | pagina 7