Hf llfllf»
enkele kanttekeningen bij het seiectiewerk voor de delen I en II van het archief van schagen 87
Domburgse Cahiers en de Schiftsels -
evenals overigens in ongepubliceerd
werk - oubolligheden en zelfs halve
mislukkingen voorkomen. Maar zou je
zijn particuliere edities niet tevens mo
gen zien als particuliere workshops,
waarin kaf èn koren op de zeef werden
gelegd, die niet door de schrijver maar
doorzijn lezersdiende te worden gehan
teerd, al naar hun eigen opvattingen, in
zichten en behoeften? Aldus is ook de
samensteller, als lezer vooral, te werk
gegaan en heeft hij het kaf van het koren
willen scheiden door de zeef van zijn
persoonlijke visie.
Maar dat niet alleen. Hij heeft ook, met
zijn korenmaat, het uitgezeefde produkt
verdeeld en gerangschikt tot een geva
rieerd assortiment harde en zachte
broodjes, stokbrood, blik-, knip- en
kropbrood, gezuurd en ongezuurd
brood. Dit alles met de bedoeling dat dit
brood des levens van J. C. van Schagen
zou kunnen dienen tot het voedsel der
ziel van vele lezers. Welnu, bij het sa
menstellen van dit assortiment - en dat
geldt niet alleen voorde poëzie maar ook
voor het proza, waarmee ik me in een la
ter stadium mocht gaan bezighouden -
merkte ik dat een „smakelijke" rang
schikking in de etalage goed mogelijk
was. Ik ontdekte tot mijn vreugde dat
niet alleen bij de langere, maar vooral bij
de korte gedichten, een onderling ver
sterkende wisselwerking optrad dóór de
volgorde waarin ze konden worden ge
plaatst. Mijn merkwaardigste ervaring
was, dat je bijvoorbeeld de korte driere
gelige versjes uit hun reeks kon halen en
ze in een andere kon zetten, waardoor ze
van atmosfeer en werking veranderden.
En dat, terwijl het meestentijds om vers
jes ging die nooit eerder in een reeks
hadden gestaan.
„Speel dan toch, mensen, speel!" zegt
Van Schagen aan het slot van zijn proza
stukje Tierelantijnen. Men zou kunnen
beginnen te spelen met zijn Krieltjes,
Kinkjes, Tritsjes, Trilletjes, Ketsen, zoals
hij zijn haiku- en senryu-achtige „dings-
jes" bij voorkeur omschreef.
Ook bij de rangschikking - let wel: niet
de selectie! - van het proza bleek een
speelse opzet mogelijk. Want het is na
tuurlijk plezierig wanneer je Sjoe kunt la
ten toe-tuimelen naar volledige aan
vaarding van de bus, in navolging ooit
van J. C. Bloem, als openbaar vervoer
middel bij uitstek, om daarna een artikel
te laten volgen over de reminescentie
die de brillantine-geur van een mede
buspassagier oproept. Net zo aardig is
het om een aantal „filosofaden" af te
sluiten met een aforisme over de vrouw,
want dan kun je het Pleidooi voor Asse
poes - dat in hetzelfde hoofdstuk thuis
hoort - daar mooi op laten volgen. Ove
rigens was ook bij de ernstiger thema's
een identieke benadering mogelijk. Zo
konden de uitgezochte dag- en nacht
boekfragmenten in een - in zekere mate
op elkaar aansluitende - volgorde wor
den geplaatst. Zo is het óók geen toeval
dat verderop in het boek prozastukken
over de dood van Van Schagens groot
moeder, over die van zijn ouders en die
van zijn eerste vrouw, Willy, in die volg
orde bijeen zijn gebracht.
Nu we het tóch over het proza hebben:
ook hier was de hoeveelheid materiaal
erg groot, alleen al aan getypte en hand
geschreven dagboeknotities om en nabij
de duizend pagina's! Voor de selectie
gold hetzelfde criterium als voor de poë
zie: het beeld van J. C. van Schagen als
schrijver van zeer gedifferentieerd proza
zo volledig mogelijk te laten zijn. We ho
pen daarin geslaagd te zijn.
Wie de eerste twee delen van Archief
Van Schagen aandachtig leest, zal ont
dekken dat er een overeenkomst in sfeer
is, in afwisseling van uitbundigheid en
ingetogenheid, en, ondanks een toch
wel afwijkende opzet, in behandeling en
uitwerking van de thematiek.
Zoals er een samenhang is tussen de de
len I en II, zo is die er ook met deel III, de
correspondentie. Ik doel daarmee niet
op het feit dat ik, als samensteller van
die eerste twee delen, ook enige redac
tionele bemoeienis had met de uiteinde
lijke totstandkoming van het derde deel,
waarvoor Fons Oltheten de selectie
deed. Oltheten is er in geslaagd een uit
stekende, representatieve keuze te ma
ken uit de vele brieven die J. C. van
Schagen in zijn schrijversleven schreef.
Hoewel, dit in tegenstelling tot de poëzie
en het proza, de brieven chronologisch
zijn geplaatst, komen in de correspon
dentie toch ook weer duidelijk de uiteen
lopende thema's uit het scheppend werk
boven drijven, en blijkt bovendien de vi
sie van de schrijver zélf óp dat werk.
„Op het Vrijthof", door Chris van Schagen, aquarel
1941.
Van Narrenwijsheid tot Knarrenwijs-
heid, zo zou je, zonder twijfel met in
stemming van Van Schagen zélf, de lijn
kunnen noemen die door de correspon
dentie, want door de chronologie van de
tijd en de ontwikkeling van de schrijver,
heen loopt. Van begin tot eind.
Het is alweer twee jaar geleden dat J. C.
van Schagen ons op hoge leeftijd ont
viel. Hij moet, neen, hij mag het zwijgen.
Maar in wat hem in zijn schrijversleven is
toe-gevallen, blijft hij ons aanspreken.
Laten we de wijsheid gedenken van de
Nar èn van de Knar, en er deelgenoot van
zijn. Moge Archief Van Schagen dat me
de bewerkstelligen.
Ik dank u voor uw aandacht.