„om nuttig te zijn
131
dwarsligger is. In die richting tendeerde
al de valse start, daarvan getuigt de op
stelling in de beoordelingscommissie,
maar daarop wijst vooral de verslagge
ving van het daar gepasseerde aan de ei
gen achterban. Walcheren had in feite al
afgehaakt! Begin december maken de
gecommitteerden melding van hun
overleg met het Genootschap. Vier in
zendingen verdienden „geen de minste
attentie", terwijl de beschouwing onder
het motto „Om nuttig te zijn" bij nader
inzien en gelet op de onbestaanbaarheid
van de schrijver I) noch de medaille
noch de toegezegde f 300,- verdiende.
De directie houdt dit geld in kas en gaat
over tot de orde van de dag door de
binnen- en buitengeërfden nog eens op
te roepen de „ontgonne werkzaamhe
den" ten behoeve van een betere suatie
onverveerd voort te zetten50).
Het was intussen te verwachten dat de
door het Genootschap gecreëerde mo
gelijkheid tot revanche, eerder post van
ontevreden andere inzenders dan van
Schraver zou opleveren. En inderdaad
komen enkele auteurs zich in „decente
termen" beklagen over de ongelijke be
handeling onder overlegging van nadere
aanvullingen51).
Pas na een jaar en een herhaalde uitno
diging52) komt antwoord binnen van
Andries Schraver53).
Dat behelst primair een uitvoerige reac
tie op detegen zijn prijsverhandeling in
gebrachte bedenkingen. Daarbij is niet
geheel duidelijk wie de (belangrijkste)
hand heeft gehad in deze bedenkingen
die merendeels van technische aard zijn
en kennelijk een uitwerking vormen van
de eerder geuite bezwaren54). Men acht
onvoldoende duidelijk gemaakt waarin
nu in wezen de toenemende verhinde
ring van het binnenwater schuilt, terwijl
het toch zeker is „dat in de laast gepas
seerde jaaren het water binnenlands tot
eene buiten gewoone hoogte is geklom
men". Voorts zou bij een lager peil dan
Schraver noemt, met suatie worden be
gonnen. Bij zijn oppervlakteberekening
van de polder is ten onrechte buiten be
schouwing gebleven de oppervlakte
duinen en vronen die toch „by natte na-
jaaren, als bestendig wellende bronnen
eene zeer groote meenigte water ver
oorzaken"..
Uit het antwoord op deze en andere vra
gen leren we Schraver zo mogelijk nog
beter kennen dan uit de eigenlijke prijs
verhandeling.
Vooral zijn motivering wordt nu duide
lijk. „Geen Eerpenningen, geen Guldens,
en geen dreigende vertooningen" zijn in
staat geweest, om „mynen mond pen of
handen tot vleijerije of den man in zijne
eigen oogen verneederende daden te
doen misbruiken. Om nuttig te zijn, was
mijne voorname bedoeling, daarvan ge
tuigd mijn geheel werkzaam leven"!
Schraver noemt de bedenkingen tegen
zijn verhandeling bitter van toon en uit
bedilzucht voortgekomen, terwijl hijzelf
slechts „in ronde Zeeuwsche taal" zijn
gedachten heeft geuit.
De toegenomen belemmering van het
landwater schrijft hij, ook bij herhaling,
voor een belangrijk deel toe aan de ont
wikkelingen in het Kanaal van Welzinge
en het Middelburgse havenkanaal. Zijn
opmerkingen over de vele klachten mo
gen wellicht boertig zijn overgekomen,
onjuist zijn ze niet. Verschil van mening
blijft er heersen over de vraag bij welke
waterhoogte landen onder water staan
en men op Walcheren gewoonlijk begint
te sueren. Volgens Schraver kan dat on
mogelijk al het geval zijn bij „9 duimen
waters aan de peilpalen" (dat is circa
22 centimeter); „geen één stuk land in
geheel Walcheren staat met
9 duimen... onder water"! Wel erkent
hij dat er blijkbaarverschillende uitkom
sten verkregen zijn bij de peilingen bin
nen en buiten het eiland. Wat betreft de
oppervlakteberekening van het eiland
zal het duidelijk zijn dat het daarbij niet
zo zeer gaat om de exacte grootte van
Walcheren, maar om de hoeveelheid te
verwerken water. Zijn conclusie houdt
hij staande; de vier sluizen zijn voldoen
de in staat het eiland van overtollig wa
ter te ontlasten.
Drie maanden na ontvangst van Schra-
vers antwoord komt de beoordelings
commissie met een advies. De commis
sie heeft het daar behoorlijk moeilijk
mee gehad. Want al hebben de Wal-
cherse gecommitteerden zich kennelijk
niet meer met de kwestie bemoeid, on
danks hun lijfelijke afwezigheid waarde
hun geest klaarblijkelijk nog rond en had
het Genootschap hun eerder geuite be
zwaren nog altijd voor zwaarwegend te
houden. De commissie was zich daarvan
ten volle bewust; ze meende „te veel
eguards voor de respectable Directie
van Walcheren te moeten hebben om
aan dezelve te twijfelen"!55).
Ook nu weer was de commissie er per
soonlijk op uitgetrokken om waarne
mingen te doen. Daarbij hadden de
weersomstandigheden meegewerkt en
haar het oordelen vergemakkelijkt.
Want „welligt konde, by eene zoo aan
merkelijke meenigte binnen water, als
dezen winter de landen bezwaarde, hun
nimmer eene gunstiger gelegenheid
voor zoodanige waarnemingen voorko
men". Het was nu duidelijk geworden en
„wel verre dat eenig land reeds met 9
duimen zou hebben onder gestaan, men
met 12 duimen op sommige plaatsen
nog over gebrek aan genoegzaam water
voor het vee klaagde: en dat de laagste
landen eerst met 16 duimen even be
gonnen dras te staan". Ook de andere
door Schraver overgelegde antwoorden
vindt de commissie bevredigend. Een
parig luidt dan ook het advies: de gou
den eremedaille is verdiend!56).
Maar zelfs in dat stadium rijzen er pro
blemen. Al eerder had men nog eenmaal
gepoogd het polderbestuur bij de kwes
tie te betrekken door te herinneren aan
de toegezegde financiële beloning. In
een extra vergadering blijft de directie
van Walcheren echter onwrikbaar bij
haar eerder genomen besluit57).
De relatie tot Walcheren beheerst nog
een ander aspect. Het was gebruikelijk
de bekroonde prijsverhandelingen in
druk uittegeven. In dit geval rijzen daar
tegen echter ernstige bezwaren. Daarbij
heeft men inderdaad allereerst het oog
op de goede verhouding met het polder
bestuur die men niet gaarne verstoord
ziet. In de tweede plaats acht men de
strekking van de verhandeling slechts
van lokaal belang, terwijl het Genoot
schap toch veeleer het algemeen belang
heeft te dienen! En tenslotte: gelet op de
voorgeschiedenis verwacht men van pu
blicatie in dezen weinig goeds.
Na wijdlopige beraadslagingen beslist
de vergadering toch anders. De be
kroonde verhandeling zal worden gepu
bliceerd. Na dat besluit, en na een perio
de van ruim anderhalf jaar wikken en
wegen, kan de anonimiteit van de auteur
van „Om nuttig te zijn" eindelijk opgehe
ven worden. Een geopend biljet onthult