WAS ZOUTELANDE EEN STAD? K. Kareis I.Inleiding In 1 984 gaf de Heemkundige Kring Wal cheren het boekje „De veldnamen van Biggekerke en Zoutelande" uit. Onder 4.2 „Ambachten, kerken, gemeenten" trok hierin een tekstgedeelte mijn aan dacht dat als volgt luidt: „Dat Zoutelande bedoeld zou zijn in de keur die Floris, voogd van Hol land, en Hendrik van Voorne, burg graaf van Zeeland, omstreeks 1 256 aan Zeeland geven, is door Fruin ont kend. De betreffende passage luidt: Omnes manentes inter Bornisse et Heidiinszee sub uni iure et una chora habeantur exceptis choris de Mid- delburgo, de Zerixzee, de Westca- pella, de Dumburgh et de Souten lan de. (Fruin, Keuren, p. 57, A). In verta ling: Allediegheene, die woenen tus- schen Bornisse ende Heydenezee, sullen sijn onder een gerechte ende onder eene koere, sonder die van Middelborch, van Zerixee, van Wes- capelen, van Domburch ende van Zoutenlande (idem, p. 57). Fruin echter: „dat ambacht (Zoutelande, m.k.) heeft niet, als de steden die vooraf gaan, haar eigen keural in zoo vroegen tijd", een correcte vertaling is „van den zoutenland". (Fruin, Rechtstermen, p.427). Naarzijn me ning gaat het om bezouten, d.w.z. buitendijks land, waarvan in de keur van 1495 gezegd wordt dat het van ouds buiten de keur geweest is (idem p. 428)." In het nu volgende verhaal vertel ik waarom iktwijfel aan de juistheid van de in het citaat weergegeven uitleg, en pro beer ik wat zinnigs te zeggen over wat er met Zoutelande aan de hand geweest kan zijn. Eerst enkele opmerkingen: 1 e. In de voorlaatste volzin van het citaat lijken zetfouten te zijn geslopen, die overigens de bedoeling onverlet la ten. 2e. In het citaat worden 2 Fruinen aan gehaald. De man van de Rechtster men is de historicus R. J. Fruin (1 823/99) en de man van de Keuren diens oomzegger de rijksarchivaris R. Fruin Th. Azn. (1 857/1 935). Ge makshalve onderscheid ik ze in Fruin I en II. Mijn dank gaat uit naar hen die mij bij de totstandkoming van dit verhaal op de een of andere wijze behulpzaam waren, in het bijzonder Drs. O. W. Hoogerhuis, provinciaal archiefinspecteur voor Zee land, Dr. J.C. Kort van het Rijksarchief in Zuid-Hol land, en de heer Van der Heiden van de gemeentesecretarie van Valke- nisse. De originele oorkonde van de keur van Floris de Voogd is verloren gegaan en de officiële Latijnse tekst is ons slechts in enkele afschriften in de registers van de Hollandse grafelijkheid overgeleverd. Niettemin is het opmerkelijk dat Fruin I meer waarde hecht aan de later ge maakte niet-officiële afschriften in het Middelnederlands waarin het woord „keuren" (choris) is weggelaten, terwijl de Latijnse tekst een keur van Zoutelan de in één adem noemt met de keuren van 4 andere Walcherse plaatsen waarvan het stadsrecht wél bekend is. De heer M. Kooiman, schrijver van het hoofdstuk van het veldnamenboekje waaruit ik citeerde, maakt daarin geen bezwaar te gen de uitleg van Fruin I, en dit is blijk baar tot nog toe de algemene opvatting. Zo schrijft Fruin II op p. 57 van zijn „Keu ren" in een voetnoot bij het „et de Sou- tenlande" uit de Latijnse tekst: „Dat hier de bezouten landen bedoeld zijn, heeft prof. R. J. Fruin (Verspreide geschriften VI blz. 427 en 428) waarschijnlijk ge maakt." Wél voegt Fruin II daar voor zichtig aan toe: „In den tekst van dit arti kel vindt die opvatting echter geen steun". Verder is er Taal die zich in 1965 beperkt tot noot 85: „Van een plaatselij ke keurvan Zoutelande is niets bekend". En tenslotte een recent voorbeeld: de Encyclopedie van Zeeland laat onder „Zoutelande" het aspect „stad" geheel onaangeroerd. Ik weet niet in hoeverre al deze deskun digen rekening hebben gehouden met vermeldingen van een stad Zoutelande in 5 officiële stukken uit de 1 5e eeuw. Ik doel hier op de van 1 1 22 tot 1499 lo pende „Bronnen tot de geschiedenis van den Oostzeehandel" van Dr. Poelman, en met name de stukken inzake de na sleep van de Hollands-Wendische oor log (1438/41veroorzaakt door het op dringen van de Hollandse vrachtvaart in de Oostzee, waartegen de Hanzesteden aldaar zich verzetten. Ik meen er goed aan te doen, uitvoerig te citeren. P. 493, nr. 1701, posten uit de rekening van de rentmeester-generaal van Hol land, Zeeland en Friesland van 1443, fol. 105: soe wort gesent den 4en dach van Augusto, bi bevele van mijns ge- nadischs Heren Rade Reynken Man- demaker, mit besloten brieve an der stede van Zierixee, Brouwershaven, Westenscouwen, Middelburch, Vlis- singen, ter Veerre, Westcappelen, Zoutelande, Remmerswalen, Goes Zoutelande 1 550 (links op de foto). Fragment van het Panorama van Walcheren, officieel Zelandiae Descriptio geheten (uitg. bij het werk „De Nederlandse Delta", 1982).

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1987 | | pagina 25