was zoutelande een stad?
f44
Zoutelande 1750 (RAZ, Atlas Hattinga I, 12).
ende ter Tholen, inhoudende dat sij
uut eiker steden voorseit 2 of 3 van
hoiren gerechte souden seynden bi
den Rade in den Hage
P. 624, nr. 1 845, posten uit de rekening
van genoemde rentmeester-generaal
van 1446/47, fol. 115:
„Upten 5en dach in Julio gesent
Reynkin Gerijtsz bode etc. mit mijns
genadichs Heren besloten brieven
aen den steden van den Brielle, Zieri-
xee, Westcappel, Brouwershaven,
Middel borch, Vere, Vlissingen, Wes-
tenscouwen, der Tholen, Goes, Re-
merswalen, Zoutelande ende Cort-
kene, inhoudende, dat sij seynden
soude hoere gedeputeerden in den
Hage
P. 71 0, nr. 1 940, posten uit de stadsre
kening van Middelburg van 1448, (9):
Item betaelt bij Cornelis Melis-
zoon ende Cornelis Back tot Deven-
tur 1110 Rinsche gulden, van dat
dese stede, die stede van der Vere,
van Westcappellen, van Reymerz-
wail, van der Goes, van Vlissingen,
van Zoutelande ende van Corkeen
getaxeert ziin te betalen totter zoene
van Bremen, daer dese stede voir al
gelooft ende bezegelt heeft
P. 722, nr. 1 967, posten uit genoemde
stadsrekening van 1449, (7):
„Item betaelt bij Clays Janszoon van
Wissekerke ende Cornelis Back tot
Deventur 1110 Rinsche gulden, van
dat dese stede die steden van der Ve
re, van Westcappel, van Reymerz-
wale, van der Goes, van Vlissinge,
van Corkene ende die van Zoutelan
de getaxeert zijn te betalene totter
zoene van Bremen
P. 768, nr. 21 18, Filips van Bourgondië
geeft inzake de vordering van Ulrick van
Oost-Friesland aan de steden en dorpen
van Zeeland kennis van de uitspraak der
stad Groningen op de dagvaart, aldaar
gehouden:
„Phillips, by der gracien Goids Her-
toge van Bourgoendien, van Lothrin-
gen, vanende van Mechelen, al
len onsen lieven ende getruwen bur-
gemeesteren, scepenen, rade ende
voirt allen onsen gemenen ondersa-
ten onser steden ende dorpen van
Middelburch, Zierixee, Goes, Rey-
merswail, Tholen, die stede van der
Veer, Vlissingen, Westcappel, Zou-
tenlande, Westenschouwen ende
Brouwershaven, saluyt. Wy laten u
weten, hoe
Uit de citaten blijkt dat de grafelijke ad
ministratie in Den Haag, en ook de stad
Middelburg toen Zoutelande als een
stad beschouwden en in één adem
noemden met andere Zeeuwse scheep
vaart-steden waarvan bekend is dat zij
stadsrechten bezaten, helaas met één
uitzondering. Van stadsrechten van
Westenschouwen is namelijk niets be
kend, en het is dus denkbaar dat ook
Zoutelande toen geen stad in juridische
zin was. Wél blijkt eruit dat Zoutelande
in de 15e eeuw aanmerkelijke interna
tionale vrachtvaart had.
Terug nu naar het citaat uit het veldna-
menboekje. We kennen inderdaad de
keuren, de stadsrechten van Middel
burg, Zierikzee, Westkapelle en Dom
burg, en daar het bezitten van stads
recht vooral betekende dat een plaats
mocht leven naar eigen recht, is het lo
gisch dat de keur van Floris de Voogd die
steden uitzondert van zijn werkings
sfeer. Maar „Soutenlande" wordt er in
één adem mee vermeld, en de officiële
Latijnse tekst spreekt letterlijk over de
keur van Soutenlande. De Nederlandse
vertaling is afgeleid van de Latijnse
tekst, en laat het woord „keur" weg,
maar beide teksten spreken over perso
nen die ergens wonen. Zou buitendijks
land zijn bedoeld, dan zouden dus op
zijn vroegst midden 13e eeuw op de
Zeeuwse schorren mensen hebben ge
woond, en zelfs zoveel dat hun (althans
volgens de Latijnse tekst) een keur zou
zijn verleend. Een dergelijke keur is niet
bekend, èn mijns inziens ondenkbaar
omdat deze mensen geen geografische
eenheid hadden kunnen vormen waar
voor een keur zinvol zou zijn geweest,
maar verspreid zouden heben gewoond
over heel Zeeland. Bovendien is alge
meen bekend dat reeds einde 1 2e eeuw
Zeeland geheel bedijkt was, als reactie
op stormvloeden waaronder die van
1134. Het lijkt daarom onaannemelijk
dat ten minste een halve eeuw later de
buitendijkse bewoning meer omvat
heeft dan enkele schaapherders hoog en
droog op hun „stellen". Zou de Latijnse
tekst het buitendijkse land ten onrechte
een eigen keur hebben toegedacht, dan
ligt de vraag voor de hand welke rechts
regels er dan wél zouden hebben gegol
den, als dit nóch de Zeeuwse keur nóch
een eigen keur zou zijn geweest. Een
soort rechtsvacuüm lijkt ondenkbaar:
een op de schorren of door een schorbe-