was zoutelande een stad? 148 ten minste 4 kerkdorpen, dat onbe twist geheel bij Vlaanderen hoorde (Gottschalk p. 120), en de Heiden zee stroomde dus tussen Wulpen en Walcheren. In de luwte ten oosten van Wulpen lag de in de Heidenzee opgekomen opwas Koezand, die midden 13e eeuw door het O.L.V.- hospitaal te Rijssel werd bedijkt (Gottschalk p. 116/117), nadat de graaf van Holland had afgezien van zijn aanvankelijke eigendomsaan spraken2). De naam Heidenzee ging zich op den duur beperken tot de geul tussen Wulpen en Koezand, die tot een binnenwater werd toen beide eilanden aan elkaar groeiden. Voor zover ik kan nagaan is Koezand na zijn bedijking nooit meer tot Zeeland maar steeds tot Vlaanderen gere kend. Weliswaar omschrijft de keur van 1290 Zeeland als gelegen tus sen Koezand (en géén Cadzand: zie Gottschalk p. 120) en Grevelingen, maar nergens blijkt dat Koezand hierbij inbegrepen was. Een kaart van WestZeeuwsch-Vlaanderen van 1 547 (van Empel en Pieters p. 1 56, met correctie van het jaartal bij Gott schalk p. 1 24) vermeldt de namen Wulpen en Coezant in het restant van het samengegroeide eiland, plus de naam Eyenzee bij het binnenwa ter. Uit de zelfde tijd is de zeer goede kaart van Zeeland van Jacob van De venter (Gittenberger en Weiss p. 22/ 23), die de toestand anno 1545 weergeeft. Deze kaart geeft het ei land als geheel Vlaams aan, zonder ook maar een stukje Zeeland. Dit is toch wel veelzeggend, temeer om- dat2 bekende enclaves erwel duide lijk op staan aangegeven, namelijk op Schouwen Bommenede (Holland) en op Flakkee Sommelsdijk (Zee land). Al met al meen ik dat de Hei denzee in 1495 al sinds lang niet meer de zuidgrens van Zeeland was. Deze zuidgrens had toen van west naar oost verschillende namen als Wielingen, Dullaert en Honte, en kreeg in de 17e eeuw de benaming „Westerschelde". Onder a. vermeld de ik al dat de klassieke grenzen Bor- nisse en Heidenzee reeds lang vóór 1495 uit de oorkonden waren ver dwenen. c. Heel merkwaardig is dat de keur van 1495 in artikel 4/23 slechts de ste den Middelburg, Zierikzee, Domburg en Westkapelle noemt. Toen hadden namelijk ook Vlissingen, Veere, Brouwershaven, Tholen, Kortgene, Goes, Reimerswaal en Poortvliet stadsrechten. Enkele van deze plaat sen kregen deze rechten niet van de graaf maar van de plaatselijke heer, en ik betwijfel of daardoor het Zeeuwse keurrecht ter plaatse ver viel, maarin elkgeval kregen Vlissin gen, Goes en Poortvliet hun keur van de graaf. Van Reimerswaal zegt het slot van de keur van 1 495 zelfs uit drukkelijk dat het, evenals Middel burg en Zierikzee, zijn eigen keur en andere rechten behoudt. Artikel 4/ 23 is dus ook wat de uitgezonderde steden betreft niet „bij", d. Tenslotte - last but not least - het bezouten land. Volgens Fruin I (p. 427) is dit land dat ten gevolge van dijkdoorbraak door de zee over stroomd is, en dan zouden dus de nog nooit bedijkte schorren niet on der deze omschrijving vallen. In artikel 4/23 komt de zinsnede „ende besouten lande" vlak achter de 4 bekende steden, precies zoals in de keur van 1256/58 Zoutelande di rect achter die steden wordt ver meld. Artikel 3/1 1 is duidelijk een overna me van artikel 57 (Latijnse numme ring) van 1 256/58, althans voor wat betreft de extra bescherming die herders op buitendijks land genoten doordat de daar tegen hen gepleeg de misdrijven werden beboet met het negenvoud van de daarop nor maal staande boetes. Het nieuwe ar tikel redigeert dit echter als een af wijking van de regel „dat alle bezout- te landen zullen buyten deser kuere wesen, als zy van ouds geweist heb ben". De ontwerpers hebben ken nelijk de schijn van strijdigheid met artikel 4/23 („uuytgesteken Middel- burgchende besouten lan dewillen vermijden. Hun ver melding dat de bezoute landen van ouds buiten de Zeeuwse keuren vie len lijkt erop te wijzen dat zij van de Hollandse vertalingen van de keur van 1256/58 juist dié versie onder ogen hebben gehad die artikel 89b (1 1 4 in de Latijnse nummering) laat eindigen met de woorden „ende van den Zoutelande". De andere versie geeft hier „ende van Zoutelande", wat beter overeenstemt met de ori ginele Latijnse tekst, evenals met de Franse vertaling „et de Zoutelande" (en dus niet „et de la terre saline" of iets dergelijks!). Opvallend is dat de extra bescher ming voor herders buitendijks in de keuren van 1 256/58 (artikel 57 Lat.) en 1290 (artikel 42) voorkomt zón der de vermelding dat dit een afwij king is van het buiten de keur vallen van bezouten land. Voorts merk ikop dat het gebruik van het bepaald lid woord niet uitsluit dat tóch de neder zetting Zoutelande werd bedoeld: als een zaaknaam een eigennaam wordt zien we nogal eens dat de volksmond het bij de zaaknaam ho rende lidwoord blijft gebruiken, en zo horen we in Zeeland nog steeds ,,'t Nieuwe land" voor Nieuwland, „de Groe" voor Groede en „d'Ee" voor Eede. Ook Zoutelande wordt in de Middeleeuwen herhaaldelijk mét lid woord vermeld3). Ik vraag me af of de verwarring tus sen Zoutelande en bezouten land ook verband houdt met het feit dat buitendijks land niet voor land werd geacht. Dit schrijft althans Fruin I op p. 427, en hij baseert dit op p. 1 1 8 van het gezaghebbende vroeg 1 5e- eeuwse „Rechtsboek van Den Briel" door Jan Matthijssen, waaruit hij ci teert: „Item is enich lant butenghesleghen buten dijcks ende yement dairoff den anderen enich lant vercoopt, men sal dair gheen ghifte of gheven, want ten leit niet onder enich sce- pendom, overmits dat ment niet en scouwet in enighen dijkckaetzen mit enich ban, ende het is gheacht voir gheen lant." Met het onder a. t/m d. vermelde hoop ik aannemelijk te hebben gemaakt dat in de keur van 1495 de aanhef van artikel 3/11 op een misvatting berust, en dat het eerste gedeelte van artikel 4/23 niet de werkelijkheid anno 1495 weergeeft, maar berust op onkritische overschrij ving van een oude tekst die toen kwam te vervallen en die men niet durfde te verdonkeremanen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1987 | | pagina 30