„OM NUTTIG TE ZIJN" De suatie van het eiland Walcheren als onderwerp van een wetenschappelijke prijsvraag anno 1801 Drs. A. P. de Klerk 1. Inleiding „Om nuttig te zijn". Onder dat motto, hem tekenend en aan duidelijkheid niets te wensen overlatend, dingt de water staats-beambte Andries Schraver in 1801 mee in een door het Zeeuwsch Ge nootschap der Wetenschappen uitge schreven prijsvraag. Behalve Schraver, wiens verhandeling nadien wordt gepu bliceerd, doen nog vieranderen een gooi naar een prijs. Die valt uiteindelijk in 1 804, overigens niet met ieders instem ming, Schraver ten deel. De uitdaging bestaat in het vinden van een oplossing voor een oud, en ook na 1801 nog lang slepend probleem: de gebrekkige afwatering van het eiland Walcheren. In feite is pas in 1929, met de ingebruikneming van het elektrisch gemaal Boreel bij Middelburg, een einde gekomen aan een eeuwenlange periode van nijpende wateroverlast waarmee de lage delen van het eiland vrijwel elk win terhalfjaar te kampen hadden. Sinds begin 1985 vindt aan de Univer siteit van Amsterdam (vakgroep histo rische geografie) een onderzoek plaats naar de beheersing van het binnenwater in het verleden1). Daarbij wordt in ver schillende delen van laag-Nederland on derzocht wat de aanleiding is geweest tot de regelmatig hernieuwde verbete ring van de afwatering, teneinde tot al gemene uitspraken te komen aangaan de de gevolgen voor enerzijds de bewo ning en anderzijds de inrichting en het gebruik van het landschap in laag-Ne- derland. Eén van die onderzochte deel gebieden is Walcheren. In de bestudeer de periode, de zestiende tot en met de achttiende eeuw, lijkt het binnenwater op dit eiland een steeds meer beperken de factor te vormen, terwijl een adequa te oplossing van de problematiek door wat voor oorzaak ook uitblijft. Ook zelfs nog op het eind van deze pe riode bestaat er geen perspectief op af doende maatregelen. Deze uitzichtloze situatie komt duidelijk naar voren in de prijsvraag over dit onderwerp die het Zeeuwsch Genootschap in 1801 uit schrijft, en die in de nu volgende bijdra ge centraal staat. Het belang ervan is duidelijk. Analyse van de prijsverhande lingen maakt het mogelijk rechtstreeks uit de mond van tijdgenoten te verne men wat zij als oorzaak van de proble men met het binnenwater beschouwen, en hoe zij zich een oplossing daarvan voorstellen, uiteraard gebruik makend van de dan bekende en ter beschikking staande middelen. En tevens kunnen we beschikken over een meer of minder deskundige beoordeling van hun ideeën. Voor een juist begrip van de aangedra gen antwoorden is een schets van de concrete situatie met betrekking tot de afwatering van Walcheren anno 1801 vereist. Dat verder het accent onwille keurig valt op de enige niet anoniem ge bleven auteur, is evenzeer te verklaren als te billijken. De uiteindelijke prijswin naar Andries Schraver verschaft ons na melijk, mede als gevolg van de speciale procedure die zijn verhandeling door loopt, de grondigste kijk op de zaak. Wat betreft de geraadpleegde bronnen het volgende. Alleen de bekroonde prijs verhandeling van Schraver is (in 1807) gepubliceerd. De overige antwoorden bevinden zich (in duplo) in het archief van het Waterschap Walcheren te Mid delburg2). Het archief van het Zeeuwsch G enootschap bevat over de onderhavige periode zeer weinig correspondentie; hier kon worden volstaan met het raad plegen van de notulen van het desbe treffende tijdvak3). 2. Het probleem gesteld Het eiland Walcheren laat zich qua hoogteligging maar zeer ten dele verge lijken met een kom: hoog aan de randen en laag in het midden. Het beeld van een poffertjespan is meer van toepassing; het middengebied blijkt opgebouwd te zijn uit verschillende compartimenten in de vorm van lage poelgebieden die on derling gescheiden zijn door hogere kreekruggen. Na de 12e-eeuwse bedij king heeft een grotendeels gegraven net van watergangen de uit deze situatie voortvloeiende wateroverlast in de poe len moeten verlichten. Vereiste was dat de kreekruggen op een aantal plaatsen werden doorsneden, om aldus het water uit de poelgebieden in de richting van de uitwateringspunten te kunnen voeren. Tot in deze eeuw verliep de afwatering verder op natuurlijke wijze, dus zonder dat inschakeling van molens of gemalen plaats had. Walcheren beschikt in 1801 over vier uitwateringssluizen, alle aan de oostzij de van het eiland gesitueerd. Van noord naar zuid gaande zijn dat de volgende (zie afbeelding). Allereerst de Walcherse sluis in de ha ven van Veere, 4,20 meter breed. Hier door wordt het water rechtstreeks uit geslagen op het Veerse Gat. Het eiland Walcheren anno 1 809, met aanduiding van de lokatie van de vier uitwateringssluizen in 1 801 (RAZ; Atlas Zelandia lllustrata van het Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen I 137).

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1987 | | pagina 5