„om nuttig te zijn 124 Gedeelte van het zeventiende-eeuwse Panorama van Middelburg door Nicolaas Visscher, met de Dampoortse sluis en de Dampoort. Zie pijl. Vervolgens de (Nieuwe) Dampoortse sluis aan de oostzijde van Middelburg, op de afscheiding (de Stenen Beer) van stadsgracht en haven, 4,80 meter breed. Door deze sluis, in 1 789 iets verlegd ten opzichte van de vroegere lokatie, wordt het water uitgeslagen op het Middel burgse havenkanaal om via het zoge naamde Kanaal van Welzinge (de steeds smallere geul tussen Walcheren en de jonge polders rond Nieuwland) ter hoogte van Rammekens de Wester- schelde te bereiken. Dan volgt de Mannezeese sluis, halver wege Middelburg en Nieuwland, in de westelijke dijk van het tussen 1 532 en 1 535 gegraven Middelburgse havenka naal. Via deze sluis, ook wel aangeduid als de sluis aan de havendijk buiten de Slijkpoort, bereikt het water door het ha venkanaal en het Kanaal van Welzinge de Westerschelde. Tenslotte de Welzingse sluis, ten noord oosten van Oost-Souburg aan de zee dijk, samen met de Mannezeese sluis 6 meter breed. Hierdoor wordt het water uitgeslagen op het Kanaal van Welzinge. Het is, in deze situatie anno 1 801zeker niet zo dat de eerstverantwoordelijke, het bestuur van de Polder Walcheren, geen oog heeft voor de problemen die het gevolg zijn van de gebrekkige afwa tering. In de jaren onmiddellijk vooraf gaand aan 1801 zijn het met name de oppercommies Abraham Dingmans en de president Johan Willem Schorer die bij verschillende gelegenheden wijzen op die problemen. De eerste moet bij voorbeeld in 1798 constateren dat het met de uitwatering via de Dampoortse en Mannezeese sluizen „allerongeluk kigst" is gesteld4). En een commissie, naar aanleiding van deze situatie inge steld, moet al na korte tijd concluderen dat de toestand slechter is dan tevoren, doordat de sluiskillen zijn opgeslikt. Kostbare uitdieping van die killen zal ook beslist geen duurzame oplossing van de moeilijkheden garanderen5). Zowel in februari als mei 1 799 maakt de president van Walcheren gewag van verschillende ingelanden die zich met klachten over de slechte suatie tot hem hebben gewend. Als zeer tijdelijke oplossing kiest men toch voor het uitdie pen van de killen van de Dampoortse en Mannezeese sluizen, zoals in 1797 ook al eens gebeurd, en stelt men de stedelij ke autoriteiten van Middelburg voor, het schuren van de haven bij een verwachte gierstroom te staken, opdat het eiland van „eene meerdere quantiteit water worde ontlast"6). Kennelijk staan hier twee belangen op gespannen voet met elkaar. Suatie van het polderwater is blijkbaar alleen mogelijk wanneer niet gelijktijdig Middelburg de havens spuit. Ondanks de genomen maatregelen zit men binnen de kortste keren weer in de problemen. Het werk aan beide sluiskil len is nog niet geklaard of het blijkt dat de Mannezeese sluis defect is en er daar door kennelijk reeds enige tijd zeewater in het land geraakt7). Al na voorlopige inspectie van de toestand geeft de op percommies als zijn mening te kennen dat, gelet op de situatie van de Middel burgse haven en het Kanaal van Welzin ge, deze sluis en die buiten de Dampoort geen vier jaar meer zullen werken8). Verschillende deskundigen die om ad vies worden gevraagd, onder wie ad junct-inspecteur van de zeewerken An- dries Schraver, vallen hem daarin bij; de sluis zal door een dam afgesloten en ge repareerd moeten worden9). Eind 1 799 is dit werk gereed, kan de dam verwij derd en kunnen de killen weggebaggerd worden ,0). Maar uit de klachten die bij het polder bestuur binnenkomen blijkt dat ook de Welzingse sluis er slecht voorstaat. De

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1987 | | pagina 6